306
zijn samengesteld op oorlogssterkte, vermits de rekruten en de niet
voor velddienst geschikten, zij, die thans het numeriek verschil
vormen tusschen vredesformatie en oorlogssterkte, bij de depöt-
bataillons zullen zijn"samengetrokken.
De voor deze verbetering uitgetrokken som van f 60,000 moet
inmiddels slechts als eene voorloopige raming worden beschouwd.
De uitgewerkte Indische voorstellen toch bereikten het moederland
omstreeks medio Mei 1876. Zij vereischten op twee punten ophelde
ring. Vooreerst vreest het opperbestuur, dat de daarin opgenomen
vermindering van het aantal luitenants bij de kompagniën der veld-
bataillons in oorlogstijd bezwaar zal opleveren voor de aanvulling van
het officierscorps te velde. De officieren van de depöt-bataillons im
mers zijn dan, meer dan ooit, noodig bij die afdeelingen zelf; zij
kunnen niet tot dekking der verliezen op het oorlogstoonee! dienen
men zou dus ten slotte over minder personeel tot aanvulling kun
nen beschikken.
In de tweede plaats verdient het overweging, de sterkte der depöt-
bataillons zoodanig vast te stellen, dat daardoor ook buitengewone
verliezen van manschappen kunnen worden gedekt.
Beide punten werden onder de aandacht der Indische Regeering
gebracht, met opdracht, dienaangaande tijdig te dienen van bericht en
raad, opdat zoo noodig, de uitgetrokken som van f 60000 bij nota
van wijziging kunne worden verhoogd."
//Onder de vermeerdering van uitgaven voor het leger komt nog
eene som van f 25808 voor, ter oprichting eener 3e kompagnie bij
het Europeesche pupillencorps te Gombong. Dit corps bestond bij de
oprichting in 1856 uit één kompagnie van 150 pupillen. Spoedig
nam hun aantal toe tot 236en daar de formatie van het kader
hoogstens vergunt behoorlijk toezicht te houden over 200 jongelin
gen, werd weldra (Augustus 1856) eene 2e kompagnie opgericht. De
aanvragen om plaatsing namen intusschen steeds toe en in Eebruari
jl. had elk der kompagniën haar maximaal-sterkte van 200 pupil
len bereikt, terwijl 15 kandidaten wegens gebrek aan vacaturen, op
eene plaatsing bleven wachten. Het behoeft geen betoogdat dit
ten nadeele strekt der kompleteering van het Europeesche (niet uit-
heemsche) kader, die thans meer dan ooit te voren op elke wijze
behoort bevorderd te worden. Door de oprichting eener 3e kompag
nie wordt nu de gelegenheid geopend, om de aanneming van pupillen