309 zullen zijn aan eene stelselmatige en voor het gansche leger op den zelfden voet geschoeide oefening der rekruten. Waar een leger uit zooveel verschillende elementen bestaat als het Nederlandsch-Indische, is het buitengewoon moeielijk, geschikt kader te vinden om in structie te geven. Verdeelt men de rekruten over 18 veld-batail- lons, dan worden zij, om zoo te zeggen, naar 18 verschillende me thoden tot soldaten gevormd, wat weinig geschikt is om de zoo hoog noodïge eenheid van oefening te waarborgen. Dat de voortdurende aanwezigheid van een groot aantal rekruten bij elk veld-bataillon belemmerend werkt op de oefeningen dier afdeelingen, ligt voorts voor de hand. Maar bovendien behoeft het geen betoog, dat de aan vulling van te velde zijnde corpsen, elk uit een afzonderlijk depöt- kompagnie, bij de betrekkelijk zeer weinige kommunikatie-middelen waarover men in Iudië kan beschikken, slechts aanleiding kan <*e- ven tot verwarring en teleurstelling. Alleen dan kan er sprake zijn van veld-bataillons in den eigen lijken zin des woords, indien zij steeds, zonder omslachtige maatre gelen van mobilisatie, voor den vijand gebracht kunnen worden. Die mobilisatie, bij een militieleger een noodzakelijk kwaad kan, en moet derhalve, bij een leger, dat alleen uit vrijwilligers bestaat, vermeden worden. Wat nu het aantal der op te richten depöt-batail- lons betreftde Regeering Heeft zich te dien aanzien doen leiden door de berekeningen van het legerbestuur, die uit den aard der zaak gegrond zijnniet alleen op het aantal der in gewone tijden jaarlijks uit te zenden suppletietroepenmaar tevens op het aan- zienlijk getal Amboineezen en inlanders, die telken jare tot soldaat gevormd moeten worden. De regelmatige aanvulling der veld-batail lons vordert daarenboven, dat een depot gevestigd zij, zoowel in elk van Javas militaire afdeelingen, als ter Westkust van Sumatra- Uit het vorenstaande blijkt al dadelijk dat de depöt-bataillonsge heel afgescheiden van elke poging tot verwezenlijking van het denk beeld der oprichting eener Indische brigade, voorde strijdvaardigheid van het leger de grootste waarde hebben. In hoeverre die afdee lingen tevens geschikt zullen zijn om een soort van reserve te vor men tot dekking van buitengewone verliezenzal, gelijk de Memorie van Toelichting aangaf, uit een nader onderzoek moeten blijken, waarvan de uitslag aan het opperbestuur nog niet bekend is. De minister moet dientengevolge zich thans bepalen tot het uit trekken der vroeger geraamde som van f 60000. Zij zal in elk ge- O o O O 14

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 316