staten, inlanders uit alle eilanden van den Archipel; lieden van he melsbreed verschillend karakter, ontwikkeling en geaardheid. Om de zen goed te leiden, onder dezen de discipline behoorlijk te handha ven, is beter kader noodig dan bij troepen, die uitsluitend natio naal zijn. Deze beschouwing duldt ,o. i. geen tegenspraak. Evenmin de op merking, dat, daar uit de Europeanen van het Indisch leger ook grootendeels het kader voor de Inlandsche kompagniën moet worden getrokkende behoefte aan kader naar evenredigheid hier veel groo- ter is dan in de Europeesche legers. Terwijl nu het moreel en intellectueel peil van de manschappen, in de laatste jaren voor het Indisch leger aangeworvenzeker niet hooger is dan vroeger, terwijl het aantal vreemdelingen, die onze taal niet spreken en dus in den eersten tijd niet wel voor een graad in aanmerking komen, zeer is toegenomen, wordt steeds aanvulling gevorderd van een goed en sterk kader. Wordt thans aan dien eisch voldaan Kan daaraan thans voldaan worden Neen De Algemeene Order van 1868 No. 5 stelde als regel, dat geene hoogere graden aan mindere militairen zouden worden verleend, dan na afleggen van een examen, voor elk der graden afzonderlijk vermeld. Ook ten gevolge van den oorlog met Atjeh is die Algemeene Order, zoo wij juist zijn ingelicht, feitelijk geheel buiten werking gesteld en zijn vele menschappen tot korporaal, vele korporaals tot onder officier bevorderd omdat de omstandigheden dat eischtenomdat de nood dwong, maar niet omdat zij de geschiktheid voor den nieuwen graad bezaten. Men verzekert ons, dat er korporaals benoemd zijn, die niet of slechts zeer gebrekkig konden lezen en schrijven, en dus ten eenemale ongeschikt zouden behooren genoemd te worden om een graad te bekleeden. In Nederland heeft men een instructie-batailloudat veel kader levert. In Iudië is geen kaderschool, alleen wordt, nevens de aan geworven soldaten, ook eenig kader van het Nederlandsche leger overgeplaatst. Dat dit niet voldoende is om een naar evenredigheid dubbel zoo sterk kader, dat aan de vereischten voldoetcompleet te houden, ligt voor de hand. En wanneer wij daarbij nu nog voegen, dat de Atjehoorlog ons een aanzienlijk deel van het goede kader heeft gekost, waarvan de plaats slechts op de bovenschreven wijze kon worden aangevulddan aarzelen wij niet, onze overtuiging uit te spreken, dat het kader van 28

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 31