29
het Indische leger, ofschoon zich daarin ook nu nog vele alleszins
geschikte elementen bevinden, in een treurigen toestand verkeert,
en dat krachtige maatregelen noodig zijn om in dien toestand ver
betering te brengen. ISiaarmate het kader te wenschen overlaat, is
zulks met het geheele leger het geval.
Bij de behandeling der ontwerp-militiewet bleek, dat in de maand
Mei 1876 aan de organieke sterkte van het Nederlandsche leger ont
braken 1304 onderofficieren en korporaals. Het zoogenaamde mili
tiekader werd daarbij buiten beschouwing gelatenomdat het bestemd
is voor de schutterij in oorlogstijd.
In hoeverre dit juist is kunnen wij niet beoordeelenzeker is het
intusschen, dat bij het uitbreken van een oorlog, ten behoeve der
schutterijen, eene aanzienlijke vermeerdering van kader noodig is.
Bij het eigenlijke veldleger zou dus een incompleet bestaan van
1300 man kader! Hieruit blijkt in ieder geval, dat wij, wanneer
er sprake is van voorziening in de behoefte aan kader voor het In
dische leger, niet te veel op den steun van het Nederlandsche leger
mogen rekenen. Dit leger kan niet veel missen, zeker niet meer
dan tot dus verre.
Wij moeten er ons dus toe bepalen, hoofdzakelijk hulp te zoeken
bij ons zeiven; te trachten, goed kader te vormen, en het goede
kader, dat wij hebben, zoolang mogelijk in dienst te houden.
Noor de vorming van kader bij het Indische leger dient thans in
de eerste en voornaamste plaats het pupillenkorps te Gombong. Van
dit korps werden van 18481869, dus in een tijdvak van 22 ja
ren, 417 man (ongegradueerdendie dan echter spoedig kunnen op-
klimmen) bij het leger ingedeeld, dus nog geen 20 per jaar. Of
schoon nu de sterkte in de laatste jaren steeds vrij groot is, geloo-
ven wij met, dat men van de pupillen op meer dan 20 gegradueer
den per jaar mag rekenen. Het pupillenkorps, hoe nuttig ookis dus op
verre na met voldoende voor de voorziening in de behoefte aan kader.
Daarom werd in 1870 de noodzakelijkheid ingezien van de oprich
ting eener afzonderlijke kaderschoolzoo voor Europeanen als inlanders.
Tengevolge van den Atjeh-oorlogwaarvan men den langen duur
met kon voorzien, is die school tijdelijk opgeheven. Ofschoon wij
gaarne toegeven, dat deze maatregel op zich-zelf noodig is geweest',
5n Ilet ook thaus nog zeer bezwarend zou zijn daarop terug te ko
nen zoo is dit laatste toch noodig.