3-3
Wat wij boven hebben gezegd, handelt hoofdzakelijk over de be
hoefte aan eene kaderschool voor de infanterie. Yoor de veldartil
lerie bestaat zij sedert jaren, en deze geeft blijkens de koloniale
verslagen voortdurend gunstige resultaten. A^oor de vestingartille
rie is zij evenzeer noodig als voor de infanterie, of liever nog meer,
want aan het kader der artillerie moeten veel hooger eischen worden
gesteld dan aan dat der infanterie, voor zoover wetenschappelijke
kennis betreft. Sedert lang zijn ook voor eene kaderschool ten be
hoeve der vestingartillerie plannen aanhangighet behoeft geen be
toog, dat deze aangelegenheid evenzeer recht op definitive regeling
heeft als de opleiding voor het kader der infanterie.
Zoo het in de eerste plaats noodig is, goed kader te vormenin
de tweede plaats is het noodzakelijk, het goede kader, dat wij heb
ben, zoolang mogelijk in dienst te houdenzeiden wij boven, Op
welke wijze is dit doel te bereiken
Men heeft onlangs in de dagbladen een strijd gevoerd over de
vraag in hoeverre het wenschelijk ware, den onderofficieren na 10-of
12-jarigen dienst eene burgerlijke landsbetrekking te verzekeren. Zij
zouden dus wèl in 's lands civilendoch niet in den militairen dienst
een onbekommerd bestaan en eene onbezorgde toekomst moeten vin
den? Wij kunnen ons, van een zuiver militair standpunt, met deze
wijze van voorziening in de behoefte niet vereenigen. Wij spreken
nu niet van de bedenking, wat er van de inlandsche kinderen moet
worden indien de meeste zoogenaamde klein-ambtenaarsbetrekkingen
voor gewezen militairen worden gereserveerd wanneer de weg tot
die betrekkingen door de kazerne leidtstaat hij toch ook voor de
inlandsche kinderen openmaar wij vragen wanneer erkend wordt,
dat de materiëele positie van den onderofficier in het Indische le
ger thans zoodanig is, dat de man, zoo wegens het tegenwoordige
als met het oog op de toekomst, er naar moet hunkeren om te
trachten, haar luiten het leger té verbeteren, ligt het dan niet
voor de handdat men die positie in het leger-zelf beter moet ma
ken Het kan toch ook nooit de goede weg zijn bet onder-officiers -
korps voltallig te houden door het betere vooruitzichten buiten,
dan in het leger te openen
Men make geene vergelijkingen in dit opzicht met Duitschland.
Men heeft er daar geen bijzonder belang bij, de onder-officieren
lang in dienst te houden; integendeel heeft men ook een ruim aan-