35
geld, want het aantal 2e luitenants zou kleiner worden, hetgeen de
zoo slechte bevordering bij het officierskorps tevens ten goede zou
komen.
Ook de positie der gewone onder-officieren eischt verbetering. Er
behoort een grootere afstand te bestaan, dan thans het geval is,
tusschen hen en den minderen militair. Wij ontkennen niet, dat
die positie in den laatsten tijd zeer verbeterd is, doch het komt ons
voor, dat men, ten aanzien der soldijen, der kleeding en van het logies,
nog verder kan en moet gaan. Het leven van den onder-officier zal
daardoor in alle opzichten aangenamer wordenen hij zal minder uit
gesloten blijven van de burgermaatschappij, waar r/King Dollar" eene
zoo belangrijke rol speelt.
Men zal van ons niet verwachtendat wij hier in bepaalde voor
stellen treden; de overweging van de middelen, waardoor de mate-
riëele toestand onzer onder-officieren kan worden verbeterd, behoort
tot de taak van het legerbestuuren onze voorlichting is daartoe
niet noodig. Onze taak is vervuldwanneer wij de aandacht ves
tigen op de wenschelijkheid van verbeteringom daardoor vooral de
publieke opinie die wenschelijkheid te doen erkennen.
Behalve de verbetering der materiëele positie onzer onder-officieren
is er nog een middel, waardoor het in de gelederen blijven onzer on
der-officieren kan worden bevorderd, n. 1. het veraangenamen van
hunnen dienst. Wij haasten ons, er bij te voegen, dat wij hier
door niet verstaan, dat er minder streng, minder ijverig gediend
zou behooren te worden; integendeel. Wanneer slechts rechtvaardig
heid betracht wordt, dient elk militair, die indedaad dien naam
verdient, het aangenaamst onder een strengen chef. Maar wat wij
bedoelen, is eene zaak, die niet alleen bij het Indische leger, maar
evenzeer bij het Nederlandsche en bij vreemde legers voorkomt; bij
het Indische leger wellicht zelfs in mindere mate. Het gebeurt thans
dikwijls, dat de meerdere zich verplicht rekent, te treden in de at
tributen van den mindere, dat de bataillons-kommandant den kom-
pagnies-kommandant niet de noodige vrijheid laat, dat de kapitein
het werk van den luitenant doetdat de luitenant bij vele diensten
het werk van den onder-officierdeze dat van den korporaal verricht.
Men late ieder in zijne waarde, en drage alleen zorg, dat elke dienst
goed gedaan wordt. Dit is noodig, om het besef van eigenwaarde
op te wekken en levendig te houden, en dit is vooral, veel meer dau