42 geen sprake meer is van art. 7 der oude bepalingen. In 1873 werd gezegd, dat de officieren van de generaJen staf bij voorkeur worden aangewezen tot bevelhebbers van expedition, tot chefs van staven bij expeditiën, tot adjudanten van de bevelhebbers der expeditiën, tot detacheering naar Nederland en deelneming aan Europeesche en andere oorlogen. Thans schijnt iets dergelijks de bedoeling niet meer te zijn; im mers zoowel het Koninklijk besluit als de formatie-staten zwijgen geheel van zoodanige bestemming onzer staf-officierentenzij men daarvoor het oog hebbe op de twee straks bedoelde, voor bijzon dere opdrachten aangewezen personen, die trouwens, wegens hun rang, toch wel nimmer zullen zijn //bevelhebbers van expeditiën." Wij vin den dat zeer te betreuren; de stafofficieren toch behooren tot de meest veelzijdig ontwikkelde officieren van het leger, en vooral wan neer over eenige jaren alle bij den staf geplaatste officieren werkelijk stafofficieren zullen zijn hetgeen nu, bij gebrek aan eenige speciale opleiding, bezwaarlijk het geval wezen kan dan ligt het toch voor de^ hand, dat zij in de eerste plaats met de gewichtigste-komman do's behooren te worden belast. Doch, zooals boven werd gezegd, hiervoor zou juist de formatie in de hoogere rangen ruimer moeten zijn. Art. 5 der nieuwe bepalingen regelt de wijze van aanvulling van generalen staf. Volgens dit artikel kunnen alleen dan, wanneer geene van de krijgsschool afkomstige officieren beschikbaar zijn, andere bij hun wapen uitmuntende officieren bij den staf worden overgeplaatst. Als algemeene regel is hiertegen geene bedenking, doch onzes in ziens had toch de gelegenheid behooren behouden gebleven te zijn om. ook al zijn gewezen leerlingen van de krijgsschool beschikbaar, an dere officieren, die zich ver boven hunne kameraden onderscheiden, bij den staf te plaatsen. Het moet ook hier tot eene zekere mate onverschillig zijn waar men zijne geschiktheid voor stafofficier verkre gen of getoond heeft, mits die geschiktheid maar aanwezig is. De élite van het officierskorps, uit een algemeen militair oogpunt beschouwd; dat zijn zij, die veelzijdig ontwikkeld zijn en beloven uitstekende bevelhebbers te zullen worden, behooren bij den genera len staf. De belangen van deze gaan boven die der afzonderlijke wapens. Dat dit niet steeds aldus is ingezien, blijkt uit het koloniaal ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 45