43 slag van 1875 (Militair Tijdschrift 1876biz. 32), waar gezegd wordt, dat de staf allengs en naarmate daartoe bijzonder geëigende officieren beschikbaar komen, op zijne organieke sterkte zal worden gebracht, «zonder daartoe evenwel de vier wapens te veel van hunne beste officieren te berooven." Wij zouden meenen, dat omgekeerd de vier wapens, in het algemeen belang van het leger, ten behoeve van den generalen staf juist van hunne beste officieren zouden behooren te worden beroofdhet algemeen belang, van het geheele leger, gaat toch boven dat van een wapen afzonderlijk. Terwijl in het oude voorschrift was bepaald, dat bij den generalen staf alleen die officieren der verschillende wapens konden worden overgeplaatst, welke daartoe genegen zijn, is deze bepaling thans vervallen. De daartoe geschikt geachte officieren kuunen nuvol gens art. 5, op voordracht van den chef van den staf, bij deze over gaanzonder dat daartoe hunne toestemming wordt gevraagd. Dit heeft bij sommige officieren bedenking uitgelokt; zij meenen, dat het niet aangaat, hen zonder die toestemming aan hunnen ei genlijken dienst te onttrekken. Onzes inziens, ten onrechte; ieder officier behoort, naar onze meening, zich te onderwerpen aan elke plaatsing of elke betrekking, waartoe de autoriteit hem de meest ge schikte acht. Het zou niet in het belang des legers zijn, indien de meest geschikte officieren konden weigeren, bij den generalen staf geplaatst te worden, en men daardoor gedwongen ware, dien staf aan te vullen uit minder geschikten. En het algemeen belang van het leger gaat ver boven de persoonlijke neigingen der individuen Over verschillende wijzigingen van meer ondergeschikten aard of twijfelachtig nut zooals o. a. die der kleeding kunnen wij, na hetgeen dienaangaande vroeger reeds in dit tijdschrift werd geschre ven, thans zwijgen. Wanneer wij het bovenstaande samenvatten komen wij tot de slotsom, dat ook de nu vastgestelde organisatie van den generalen staf nog geenszins als eene definitive mag wor den beschouwd, en dat daarin, naar onze meening, nog ingrijpen de veranderingen noodig zullen zijn wil die staf worden wat hij in Indië behoort te wezen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 46