jandenom zich persoonlijk bekend te maken met onze sterkten te Padang Pandjang en Port de Koek, en de indeeling der troepen te regelen zooals hij vermeende dit het best met zijne plannen zoude overeenkomen. Den 9en April vertrok de Generaalvergezeld van den generaal Cleerens, van Port de Koek naar Matoea, den 10en over Soengei Poear naar Bambang, en den llen naar Pisang; zoodat hij den 12en voor Bondjol aankwam. Hier ontving hij van den kapitein Ondaatje eene door dezen op gemaakte schets van het terrein benevens eene memorie omtrent de te nemen maatregelen en besteedde hij den 14en en 15en April om onze verschillende 'stellingen in oogenschouvv te nemen. De generaal Cochius zag al spoedig de noodzakelijkheid in om, alvorens Bondjol zelf aan te vallenzich meester te maken van de om liggende kampongsen de hoöfdversterking alzoo van hare hulpbronnen af te snijden. Om hiertoe in staat te wezen moest onze macht zooveel doenlijk worden samengetrokkenwaartoe bevolen werddat ten oos ten en ten westen van Bondjol een kampement moest worden aangelegd; het eerste achter de vijandelijke stellingen op den berg Tertjadi, nabij onze schans No. Y, het andere bij de schans No. XVIII, en dat die kampementen respectivelijk door 400 en 450 man zouden betrokken worden. Om eene noodelooze versnippering van troepen te doen ophouden, werd mede bepaalddat enkele onzer schansen ingetrokkenandere verkleind en de meeste door een kleiner aantal militairen bezet zouden worden. Nadat hij de uitvoering dezer verorderingen aan den generaal Cleerens had opgedragen, en verder door hem de last was gegeven tot het oprichten van tijdelijke infirmeriën te Bambang en te Matoe», keerde de generaal Cochius vooreerst naar Port de Koek terug. Den 28ea Mei deed de Generaal, als Gouvernements commissaris, een brief schrijven aan den Toewankoe Iman en verdere hoofden van Bon djol, waarin hij trachtte hen te overtuigen van de vredelievende be doelingen van het Gouvernement, en hen tevens over te halen om zich te onderwerpen, onder belofte van genade en bescherming voor allenvan het laten blijven bestaan van Bondjolen van onthouding van alle. inmenging in hunnen godsdienst en in het inwendige van hun bestuur, maar op voorwaarde alleen, dat zij al hunne versterkingen zouden slechten en dat wij daarna onze troepen zouden terugtrekken,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 5