70 niet naar eisch kon worden voorzienwenschte de Indische Regeering ook de immigratie van Chineesche ambachtslieden en koelies zooveel I mogelijk te bevorderen. (Hierover straks meer.) Mocht zij verwach- I ten dat de pogingendaartoe aangewendzouden slagentevens moest zij dan ook bedacht zijn op de noodzakelijkheid, om aan de j Chineezen in Atjeh bestuurders van hun eigen landaard te gevenzoo als zij die elders in den Indischen archipel hebben en volgens art. 73 van het Regeeringsreglement hebben moeten. Bij Gouvernements besluit van 22 October 1875 werd mitsdien een Chineesch bestuur in Groot-Atjeh ingesteld, bestaande uit een kapitein en twee luite nants; terwijl de werkkring dier hoofden, hunne rechtsmacht enz. ge regeld werden bij ordonnantie van 10 November 1875. Bij dezelfde ordonnantie werd aan den militairen en civielen be velhebber met bevoegdheid tot overdracht eene gelijke rechts macht over alle rechtstreeksche onderdanen van het Gouvernement in Groot-Atjeh toegekend, als krachtens de artt. 108 en 109 van het reglement op de rechterlijke organisatie en krachtens de verordening op het rechtswezen ter Oostkust van Sumatra aan de residenten toe komt. De bevelhebber droeg die rechtsmacht over aan den adsistent- resident in Atjeh, die mede belast werd met de uitoefening van het notarisambt en met de functiën van ambtenaar van den burgerlijken stand. Terwijl deze regelingen in het leven traden, is ook de invloed der Europeesche ambtenaren op het bestuur over de inheemsche bevolking die in het bezette gebied gevestigd was, toegenomen. Langzamer hand werd daar dus de toestand meer normaal; maar inmiddels moest de onder ons gezag gebrachte landstreek voortdurend met de meeste inspanning beschermd worden tegen den nimmer ontmoedigden vijand die onze grensposten aanhoudend bleef bestoken ook na de aanzien lijke voordeelenwelke in de campagne-maanden van 1874/75 op hem waren behaal d. Moest onzerzijds gedurende den regenmoeson van 1875 eene de fensieve houding betracht worden, het was duidelijk dat daarmede op den duur geen genoegen kon worden genomen. Terwijl de ge- neraal-majoor Pet. die, zoo als in het vorig verslag is vermeld, den 12<len Juni als militair en civiel bevelhebber tijdelijk door den kolonel (thans generaal-majoor) Wiggers van Kerchem vervangen was zich tot herstel van gezondheid op Java bevondwerden dan ook door de Indische Regeering, in overleg met hem, de noodige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 73