71
voorbereidingen gemaakt om tegen het einde van het jaar de mili
taire operatiën met kracht te kunnen hervatten. Men stelde zich
voor, den vijand naar het binnenland, naar de XXII Moekim,
terug te dringen en hem daar zooveel doenlijk te isoleerende com
municatie met de zee en met de naburige kuststaten voor hem af
te snijden. Hoe dit plan tot uitvoering gebracht werdnadat de ge-
neraal-majoor Pel den 9<iei1 November weder als militair en civiel,
bevelhebber was opgetredenkan blijken uit de uitvoerige beschrij
ving beneden. Hier worden de krijgsverrichtingen slechts aangestipt
voor zooveel als noodig is om de politieke resultaten aan te wijzen
welke zij hebben opgeleverd.
Toen onze troepen, na de sterke vijandelijke positiëu in Ketapaug
Doea, Bital en Djempit vermeesterd te hebben, zich te. Pekan Ba-
dak hadden gelegerdbesloot de generaal-majoor Pel te beproe
ven, of de hoofden en bevolking der VI en der IV Moekim op min
nelijke wijze tot onderwerping zouden zijn over te halen. Daar Toe
koe Nanta zich uit de VI Moekim had verwijderd, kon men daar
alleen trachten met de ondergeschikte hoofden vriendschappelijke be
trekkingen aan te kuoopen. Een paar voorname Atjehers van Ma-
raksa werden hiertoe naar Lamteugah en Larapagger gezondendoch
zij vonden die plaatsen door hare bevolking verlaten en de missigit
van Lamtengah versterkt en door vijanden bezet. Nadat die missi
git den 8sten Januari door onze troepen was genomenkeerde de
bevolking van lieverlede naar hare kampongs terug, en den 10den
Januari kwam een hoofd van Larapagger, Toekoe Ketjig Koeala,
in het hoofdkwartier te Pekan Badak zijne onderwerping aanbieden.
Den volgenden dag werd te Larapagger door den adsistent-resident
Kkoesen aan eenige daar te zarnen gekomen hoofden en aan de be
volking bekend gemaakt, dat hunne onderwerping werd aangenomen,
onder voorwaarde dat zij alle aanwezige versterkingen opruimden
hunne wapens uitleverdenhulp verleenden bij de onzerzijds uit te
voeren werkenen zich solidair aansprakelijk stelden voor hetgeen
in de landstreek ten onzen nadeele mocht bedreven worden. Later
den 4ider» Maart, zijn deze voorwaarden nog eens aan de hoofden van
de VI Moekim voorgehouden, toen zij in ruimer kring vergaderd
waren in Kotta Radja.
Vcior aanrakingen met de hoofden en bevolking in de IV Moe
kim en in de daaraan grenzende landschappen ter westkust moest
men de tusschenkomst gebruiken van den in vorige verslagen her-