73 zijn tegenstand gebrokenen zonder belangrijke gevechten namen onze troepen Lamsajoen, Pager Ajer Lamrong enz. (f). Zoo was dan nu de geheele Sagi der XXV Moekim en een klein stuk van de XXII Moekim voorloopig in onze macht. Het succes onzer wapenen was weder volkomen geweestnergens had de vijand stand gehouden, en waar hij trachtte dit te doen, had hij gevoelige verliezen geleden. Maar weldra zou worden ondervonden, dat hij ook nu nog niet gezind was om den strijd op te geven. Nauwelijks was de generaal-majoor Pel, na zijne troepen voor zoover zijniet voor de bezetting van het veroverde terrein aldaar waren achterge bleven in Kotta Radja eenige dagen rust te hebben gegevenden 13a™ Pebruari weder met drie kolonnes uitgerukt om ook de XXVI Moekim voor zooveel noodig te bezetten en aldaar op eenige punten langs de zee post te vatten, toen men ontwaarde, dat het volk van de XXII Moekim het er op toelegde om ons de laatstelijk veroverde landstreek weder te ontweldigen. Eene der bedoelde drie kolonnes 'welke aanvankelijk langs den linkeroever der Atjeh-rivier gedirigeerd was ter ondersteuning van de beide, die aan de overzijde der rivier tegen de III Moekim oprukten, kon daarom niet langer aan de voor genomen operatiën deelnemen, maar moest gebezigd worden om het terrein tusschen Pager Ajer en Atoa van vijanden te zuiveren. Voor de krijgsverrichtingen in de XXVI Moekim bleven derhalve nog slechts twee kolonnes beschikbaaren aan deze ontvielenten gevolge van ziekte en vermoeienis, een aantal manschappen en koelies, terwijl ook de weersgesteldheid voor de operatiën zeer ongunstig werd. Toch werd de tocht tegen de III Moekim, hoewel de tegenstand daar zeer hevig was, met het beste gevolg bekroond. Maar toen de generaal- Volgens ingekomen berichten zou op deze plaats eenige dagen te vorenop' den Sosten Januari, Toeankoe Daoed tot Sultan zijn uitgeroepen. Omtrent diens ver heffing tot de genoemde waardigheid zijn echter reeds zoo dikwijls tegenstrijdige tijdingen vernomen, dat er weinig aanleiding bestaat om aan bedoelde berichten veel waarde te hechten. (t) Lamsajoen en Pager Ajer behoorden vroeger, met Longbattah, tot de IX Moekim, doch hebben zich een paar jaren geleden daarvan afgescheiden. De IX Moe kim zijn thans: Lamara, Djempit, Daroe, Oeleh-SoesoehLamkoenjit, Beloel, Tjot Pekel, Loewe en Lamrong. Atoa behoort tot de XXII Moekim. De III Moekim Lamoedjang, Lampei-me of Pango, en Oleh-Karangstaan onder het gezag van Toekoe Baijoet Lamkapang, een onzer vinnigste bestrijders. Dit gebied wordt door Kerkoen (ook uit 3 moekim bestaande) van de XXII Moekim gescheiden en oostelijk begrensd door de VII Moekim (Bong).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 76