74 majoor Pel de landstreek langs den rechter oever der Atjeh-rivier (tegenover Pager Ajer) vermeesterd en aldaar Pango bezet had, eu vervolgens, in noordelijke richting voortrukkende den vijand uit Oleh- Karang, Kajoe Adong eu omliggende plaatsen had verdreven, stelde hij zich voornog door te gaan tot Kwalla Gighen en ook daar eene bezetting te leggen, doch daarna, zijn tocht te staken, en nietzoo als aanvankelijk in de bedoeling had gelegen ook nog verder oostelijk bij Kwalla Loh en Koerong Kyah post te vatten. Het was echter den generaal-majoor Pel niet gegevenhet aldus beperkte operatieplan persoonlijk tot uitvoering te brengen. In den nacht van 24 op 25 Pebruari overleed hij plotseling aan eene slaga derbreuk. De overste Engel, die als oudst aanwezig hoofdofficier het bevel over de troepen op zich nam, beijverde zich, door eene onverwijlde voortzetting der operatiën te voorkomen dat zich, naar aanleiding van dit treffend sterfgeval, ongewenschte indrukken bij den vijand vestigden. Nadat evenwel Kwalla Gighen en vervolgens nog Kotta Poharna bezet warenkeerden de ageerende kolonnes den 7deu Maart naar Kotta Kadja terug. Toen dus de tot militair en civiel bevelhebber benoemde generaal- majoor Wiggers van Keuchem den 10den Maart zijne functiën aanvaardde, vond hij de operatiën tegen de XXVI Moekim gestaakt; maar daarentegen was op de grens van de XXII en XXV Moekim al langer hoe meer krachtsinspanning noodig geworden om den in dringenden vijand in bedwang te houden. Alle beschikbare middelen werden dan ook in de eerstvolgende maanden aangewend om in die landstreek, door oprichting van verscheidene posten, onze positie te versterken en het laatstelijk door ons geoccupeerde gebied van vijanden te zuiveren, hetgeen, bij de groote uitgestrektheid van het terrein, geen gemakkelijke taak was, vooral zoolang de ontwa pening van de in onderwerping gekomen bevolking nog niet had plaats gevonden en vrienden dus niet dadelijk van vijanden te on derscheiden waren. Zoolang in de VI en IV Moekim onze vestigingen nog niet voltooid en nog geen geregelde patrouille-diensten georga niseerd waren, had men die ontwapening uitgesteld om de goedgezinde bevolking niet de gelegenheid te benemen om zich zelve tegen vijande lijke aanvallen te verdedigen. In het begin Aan Maart werd daar mede echter een aanvang gemaakten zonder bijzondere moeielijkheden werd deze belangrijke maatregel ten uitvoer gelegd, ook in Maraksa,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 77