79 Het kwam er thans op aanom spoedig van het bedongen recht tot vestiging gebruik te maken. Nadat de adsistent-resident de Scheemaker zich in Mei jl. met den chef der verkenningen in Atjeh naar Pedir had begeven om een geschikt terrein uit te zoe ken, kon reeds in Juni eene bezetting derwaarts gezonden worden. Hoewel goed door den radja en hoofden ontvangen, werd zij weldra vijandig bejegend door de bevolking, die twee militairen verwondde. Daarom werd uit Atjeh eenige versterking gezonden. Volgens de laatste berichten (van half Juni 1876) ging alles naar wensch. Door deze vestiging op de noordkust zal aan eene sinds geruimen tijd gevoelde behoefte voldaan worden. In het vorig verslag is reeds medegedeelddat de Indische Regeering er op bedacht was om op de westkust van Atjeh een of twee ambtenaren te plaatsenin navolging van hetgeen, met het beste gevolg, op de oostkust geschied was. Het is al langer'hoe meer gebleken, dat men ook op de noordkust niet licht tot den gewenschten toestand zou gerakenals er niet een ambtenaar, door een garnizoen beschermd, gevestigd werd. Zoolang Pedir niet onderworpeu washad men uit den aard der zaak het oog gevestigd op Gighenen herhaaldelijk is dan ook met den radja in overleg getreden over de plaatsing van een ambtenaar in zijn gebied. Men stuitte echter hiereven als in Patty en Malaboeh ter westkust, op bezwaren. De radja's maakten nu eens zelf bedenkingendan weder verklaarden zij zich persoonlijk met het denkbeeld ingenomen, maar gaven zij tevens hunne beduchtheid te kennen voor tegenstand bij hoofden en bevolking. In die omstandigheden kon tot eene ves tiging niet worden overgegaantenzij men voor alle eventualiteiten eene bekwame troepenmacht beschikbaar haden de staat van zaken in Groot-Atjeh gedoogde niet deze beschikbaar te stellen. Men moest dus wel temporiseeren en eene gunstige gelegenheid afwachten, zoo als zich nu in Pedir heeft voorgedaan. Na de onderwerping van Pedir bleven op de noordkust nog slecht twee vijandige landschappen over: Merdoe en Samalangan. De be volking van laatstgenoemd landschap heeft zich op de strenge blok kade, waaraan zij onderworpen werd, willen wreken door het stoom schip Schouwen te beschietenen is voor dit feit getuchtigd door een bombardement, waaraan de stoomschepen CitadelPalembang en Schouiven hebben deelgenomen (19 Juli 1875). In Merdoe schijnt Deze werd op de oostkust vervangen door den adsistent-resident van Kaatho- vex en voor de noordkust bestemd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 82