85 te komen. De zaak kwam vreemd voor en vereischte nader onder zoek. Toen op den straks vermelden tocht van de Deli door den controleur Tadama getracht werd met den radja in aanraking te ko men, was hij niet te vinden en werd hij gezegd zich in Groot-Atjeh op te houden. Van de noordelijkste landschappen ter westkust is reeds met een enkel woord gewag gemaakt. Hoewel zij gerekend worden tot Groot- Atjeh te behoorenis het toch duidelijkheidshalve wenschelijk voor gekomen, eerst hier mede te deelen wat met betrekking tot die land schappen is voorgevallen, nadat eeltige hunner hoofden den 22sten Januari de vergadering te Koerong Raba hadden bijgewoond, waar in aan de hoofden der IV Moekim de voorwaarden van onderwer ping waren voorgehouden. In die vergadering was hun medegedeeld, dat zij nader zouden worden opgeroepen om in Kotta Radja te worden beëedigd. Hier toe nu vertrok in Februari de controleur Tadama met Toekoe Lamïasei per stoomschip naar de bedoelde landschappen., maar hij moest de ondervinding opdoen dat diens gezag aldaar weinig of niets te beduiden had. Allereerst werd een bezoek gebracht aan Leponjj, dat onder het bestuur staat van twee hoofdenToekoe Imam Nja Amat en Ioekoe Imam Nja Bantah. De ontvangst was goed en de hoofden schenen bereid om, als het stoomschip van de zuidelij ker gelegen havens zou teruggekeerd zijn, naar Atjeh mede te gaan. Daarop werd Kloeang aangedaan, dat gelegen is in de moekim Lam- kotta, een der 5 moekim die het gebied van Dajah uitmaken Hier werd aan den controleur bericht, dat de hoofden, voor zoover zij niet ziek warenhem te Kwalla Lambesi wenschten te ontmoe ten. Hij begaf zich dus derwaarts en besprak met de hoofden hun aanstaand vertrek naar Atjeh. Nu lag Loöng aan de beurt, be staande uit 3 moekim: Loöng, Blang Meh en (binnen 's lands) Kong- kala. De zich noemende kedjoeroean van Loöng, die laatstelijk in Atjeh vertoefd had, was vooruitgezonden om de komst van den con troleur voor te bereiken. Eene samenkomst met de imams van Loöng en Blang Meh liep in de beste orde af, en reeds wilde de controleur met de hem vergezellende hoofden weder naar boord terugkeeren, toen De andere vier heetenGledjoeng (Kwalla Daijah), Daoed (kwalla Lambesi), Lam Noli en Mentara; de twee laatste districten liggen binnen 's lands, de andere aan de kust. De noordelijke grens van Daijali is de Kwalla Kloeang, de zuidelijke de kwalla Oengah

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 88