89
van de geneeskundige commissie, die in het einde van April 1875
naar het oorlogstooneel vertrok om een onderzoek in loco in te stel
len naar de oorzaken der vele en vaak zware ziektegevallen die zich
te Atjeh voordeden. Het is hier de plaats, om nopens dat rapport
nadere mededeelingen te doen.
De commissie bestond uit de chefs van den geneeskundigen dienst
bij het leger en de zeemacht, de heeren B. E. J. H. Becking en dr.
F. J. van Leent, en den civielen geneesheer A. J. Vouderman (se
cretaris), belast met den dienst bij het etablissement op Poeloe Bras.
Nadat deze laatste tijdelijk door een officier van gezondheid was af
gelost, kwam de commissie den 2den Mei 1875 te Kotta-Radja voor
het eerst bijeen, besprak de wijze waarop zij hare taak zou ten uit
voer leggen en maakte een programma van werkzaamheden voor den
tijd van haar verblijf op het oorlogstooneel. Van 3 tot 13 Mei be
zocht de commissiemeestal in tegenwoordigheid van den opperbe
velhebber, de verschillende etablissementen en posten, nam ze alle
in detail in oogenschouw, en stelde zich tevens op de hoogte zoowel
van de dienstregeling in het algemeen, als van alle bijzondere voor
schriften, in het belang der gezondheid gegeven.
Den 13den Mei werd een bezoek aan Poeloe Bras gebracht, waarop
de commissie den 15den werd ontbonden en de leden naar hunne
standplaatsen terugkeerden. Gedurende de reis van Batavia naar Atjeh
en terug, als ook ter reede nabij Oleh-leh, maakte het transport van
zieke en gezonde militairen, koelies en dwangarbeiders een punt van
bijzonder onderzoek uit.
Den lsten Juli 1875 diende de commissie een breedvoerig rapport
in, onder opmerking dat het daarin verhandelde reeds tijdens haar
verblijf te Atjeh onder de aandacht van den generaal-majoor Pel
was gebrachtopdat al aanstonds van verschillende wenken in 't belang
der gezondheid van het bezettingsleger partij getrokken kon worden.
De oorzaken waaraan, volgens dat verslag, de ongunstige gezond
heidstoestand van troepen en werkvolk moest geweten worden, wa
ren van tweeërlei aard; voor een deel moesten zij gezocht worden
m het doorweekt en moerassig terrein, waarop onze vestigingen ge
legen waren, en de daaraan, vooral in oorlogstijd, onafscheidelijk
verbonden nadeelen; in de tweede plaats was de commissie van oor
deel, dat tal van kleine wijzigingen in huisvesting, kleeding en ver
pleging der troepen gunstig op den algemeenen gezondheidstoestand
zouden werken.