329 wordt, door het keurslijf onzer constitutioneele instellingen, door de Tweede Kamer den telegraaf, den stoom en de pers, minder gewrocht hebbeu, men veigete echter nooit, dat ook in weerwil van die zoogenaamde struikelblokken der regeerkracht in de negentiende eeuw, veel tot stand kan worden gebrachtindien er mannen gevonden wordendie toeten wat zij willen. Het wetenschappelijk onderwijs voor kadetten van de zee- en en landmacht in Indi'è onder den gouverneur-generaal Daendels. De Militaire School te Samarang, die in het jaar 1818 door den gou verneur-generaal Van der Capellen werd opgericht, verrees op de puinhoopen eener stichting van Daendels. En deze had slechts eene inrichting verbeterdwelke hij bij zijne komst in Indië vondik bedoel de Marine-school te Samarangbestemd voor de opleiding van Kadets (Adelborsten) voor de Koloniale marine. Uit het hier boven aangehaalde werk leze men het ondervolgend //Zijne Excellentie geëxamineerd hebbende het rapport van den Ridder en Adjudant-Generaal van de Marine Gicquel Destouches, over het Marineschool alhier." //Overwegende, dat dit etablissement niet alleen nuttig is om ingevolge de primitive instelling, jonge lieden tot de Zeevaart en tot de Artillerie of Genie op te leiden, maar ook tevens eenigermate vergoedt het volstrekt gebrek aan Scholen en Leermeesters, hier te lande voor zoodanige Ouders, die geene genoegzame middelen hebbende; om hunne Kinderen tot het verkrijgen van eene behoorlijke opvoeding naar Europa te zendendaardoor in de gelegenheid worden gesteld^ dezelve tegen eene zeer mediocre betaling in het voorschreven Institut te doen onderwijzen." //Overwegende wijdersdat de qualiteiten van Zee-Officieren bij de Kolonie, welke tegenwoordig nog bij de Informators worden be kleed, als een overblijfsel van de oude inrigting der voormalige Oost- No. 180 bis. EXTRACT uit het Register der Besluiten van Zijne Excellentie den Maarschalk en Gouverneur-Generaal. Samarang, Donderdag den 22 September 1808.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 336