DE GENERALE STAF.
Daar is een tijd geweest, dat bij vele machthebbenden de meening
heerschte, dat een generale staf voor het Indische leger weelde mocht
heeteu. Het heeft een jarenlangen strijd gekost een strijd
waaraan het Militair Tijdschrift naar vermogen deel nam om de
overtuiging te vestigen, dat ook het Indische leger zoodanigen staf
behoeft. In 1873 werd althans die strijd beslist, en werd ons le
ger een, zij het ook gebrekkige, generale staf geschonken.
De organisatie van 1873 was hoogst gebrekkig. Het Militair Tijd
schrift toonde in 1874 (blz. 263) eenige harer gebreken aan. Dat
die organisatie veel te wenschen overliet, blijkt uit het Koninklijk
besluit van 30 Maart 1876 (A. O. No. 92 van 1876), waarbij de
aanvankelijke inrichting weder wordt gewijzigd. Men zag zich na
twee en een half jaar reeds gedwongen, op het Koninklijk besluit
van 16 Augustus 1873 No. 74 terug te komen. Wel een bewijs
van de oppervlakkigheid, waarmede men in Nederland deze aange
legenheid had behandeld; immers, ware de organisatie goed door
dacht geweest, daii zou men althans hare aanvankelijke resultaten
hebben afgewacht
De vaststelling der Indische begrooting bij de wet heeft zeker
hare goede zijde; doch zij zou veel nuttiger kunnen werken, indien
de volksvertegenwoordigers, in stede van verschillende stokpaardjes
te berijden, het hunne bijdroegen om tot behoorlijke organisation te
geraken. Wij vragen ons in Indië af, hoe het mogelijk is geweest,
dat mannen als De Koo en Stieltjes zonder protest hebben toegela
ten, dat zoodanige staf-organisatie in het leven geroepen werd, ter-