4
behandeling van het vervoer onzer zieken van het oor-
logstooneel. Bij alle overzeesclie expeditiën van eenig
aanbelang werd altijd gerekend op afzonderlijke zieken
transportschepen. Later, toen het aantal stoomschepen
bij de handelsmarine toenam, lichte men ook in dezen
archipel die soort van vaartuigen tot ziekenschepen in;
niet omdat de zeilschepen daarvoor minder goed waren
dit is het geval niet maar omdat de Intendance
dikwijls slechts die vaartuigen kon inhuren, welke op een
gegeven oogenblik beschikbaar waren. Tijdens de tweede
Atjebsche expeditie lagen ter reede van Atjeh drie zie
kenschepen ten behoeve van land- en zeemachtde Ko
ningin SophiaKosmopoliet III en Philips van Marnix.
Het eerste vaartuig was een ingehuurde steamer van de
Ned. Indische stoomvaartmaatschappij, de twee anderen
daarentegen waren zeilschepen van de koopvaardijvloot.
Daar deze ziekenschepen of hulken tijdens die expeditie
meer drijvende veldhospitalen waren, welke geene ol
slechts eene geringe verandering van plaats hebben onder
gaan, kon, zoolang zij alleen ter reede van Atjeh dienst
hebben gedaan, moeilijk worden uitgemaakt welke der
ziekenschepen beter voldaan hebben: de stoom- of zeil-
ziekentransportschepen. Later, toen na het einde der
tweede Atjehsclie expeditie onze nederzetting in Groot-
Atjeh een meer permanent karakter verkreeg, en in het
groote hospitaal te Kotta-radja allengs meer dat comfort
kwam, hetwelk eene veld-ambulance, tijdens de operatiën
der troepen te velde, door de gedurige veranderingen van
plaats en nog andere oorzaken in veel mindere mate heeft,
werden die ziekenschepen bij den terugkeer van een deel
der expeditionaire troepenmacht naar Javaen ook om
dat met het oog op de geringe getalsterkte der in Atjeh
achterblijvende troepen geene ziekenhuiken meer worden
noodig geacht achtereenvolgens afgedankt. Bij de te-