106
om dit boekdeel te schrijven; de een (Sorel) is een ge-
schiedvorschergeoefend in de kritiek, gewoon aan de
behandeling van staatsstukken en het doordringen in de
bijzonderheden; de ander is een wijsgeer, beminnaar van
algemeene denkbeeldenen door een eneyklopaedische
opvoeding in staat, het geheel van onzen toestand te over
zien. Door hunne aansluiting heeft de een den ander
aangevuld en hebben zij een boek voortgebracht, dat
goed ineengezet en goed geschreven iseven nauwkeurig
als leerrijk. Een bevoegd rechter zal er later verslag
van geven in dit dagbladvoor 't oogenblik kunnen wij
slechts het gezichtspunt aanduidenwaarop de schrijvers
zich geplaatst hebben. Dit gezichtspunt is nieuw, vooral
in Frankrijk. Zij laten ter zjde het theoretische en
ideale recht, de meer of min hersenschimmige bespie
gelingen waarin de zedemeesters van het studeervertrek
aan de Staten gedragsregelen voorschrijven; deze soorten
van voorschriften zijn wel heel stichtelijk en verwekken
bij den lezer een droom van eendracht in het heelal
maar zij worden zelden gebruikt en meestal neemt nie
mand ze in acht. Wat de wel in acht genomen voor
schriften de gevolgde regelsde gewoonlijk door de
staten in vredes- en oorlogstijd geëerbiedigde gewoonten
betreftzoowel ter zee als te land dat is het onder
werp onzer schrijvers. Zij leggen een gewoonte-recht
bloot, niets meer, en inderdaad bestaat er niets anders
tusschen de nieuwere Staten. Het is zelfs geen volledig
gewoonte-recht, want het mist, uit zijn aard, wettelijke
bekrachtiging.
Er is geen derde als scheidsman, geen hoogere vier
schaar, geen gezag, dat eerbiediging kan opleggen en
afdwingen. Om de waarheid te zeggen, het is een ge
woonte-recht gelijk dat van de elfde eeuw tusschen hon
derden souvereino heeren en onafhanklijke staafjes. In