6 geacht voor de intusschen vermeerderde troepenmacht in Atjeh. 't Is waar, de huurprijzen van die maatschappij zijn nog al hoog en als altijd is hij de regeering do kwes tie van guldens en centen een bezwaar om althans voor het leger iets goeds tot stand te brengen en in stand te houden. Die twee stoomziekentransportschepen hebben intusschen vele diensten bewezen en wellicht een groot aantal militairen voor de dienst te velde, in Atjeh, behouden, die anders reeds spoedig van het oorlogsterrein geëvacueerd hadden moeten worden. Yooral was dit het geval met de talrijke in het hospitaal te Kotta-radja verpleegd wordende koortslijders, die een aanzienlijk ge deelte van de beschikbare lokaliteit daarin bezetten. De tweede Atjehsche expeditie had het bewezen, hoe heil zaam een verblijf van eenige dagen ter reede, aan boord van een der ziekenschepen, op de zoo zeer verzwakte ge stellen der koortslijders werkte en velen hunner reeds spoedig weder naar den wal konden worden teruggezon den. Wellicht ook met het oog op dit feit, werd een onzer verdienstelijke hoofdofficieren bij de geneeskundige dienst bewogen, een voorstel te doen, om wederom, zoo als tijdens de laatste expeditie, ziekenschepen ter reede van Atjeh te stationeeren. Dit van zuivere belangstelling en veel toewijding getuigende voorstel vond evenwel tegen werking bij den chef der geneeskundige dienst, die het misschien op even wetenschappelijke gronden, als waarop het gebaseerd was, bestreed en een zelfde denkbeeld, waarvan do vorige legerkommandant zwanger ging, met kracht van overtuiging had ontraden. Met gunstige re sultaten werden echter de lichte zieken van het oorlogs- tooneel, die men nog niet wilde evacueeren, bij kleine afdeelingen aan boord van de telkens naar Padang, ter overbrenging van zwaardere zieken, vertrekkende trans portvaartuigen gebrachtoin aldus van het doen eener

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 12