146 neraal en diens raad omtrent den waren stand van zaken kenschetst. Lange jaren van rust, waarin de Europeesche bescha ving zich ongestoord aan de werken dos vredes had kun nen wijden, die niet zonder vrucht gebleven waren, hadden de bewindhebbers van het prachtige Indische Lijk geheel in slaap gewiegd ten aanzien van den waren toestand der bevolking en van het leger. Men meende slechts in de gedurende de laatst verloo- pen jaren veroverde landen krijgsvolk noodig te hebben, terwijl juist de vulkaan, die op 't punt stond uit te barsten, het meeste in de nabijheid lag. Het grootste gedeelte der Europeesche troepen bevond zich in den Punjaub, terwijl in Bengalen en de noordwestelijke provinciën eenige weinige honderden Europeesche soldaten de kern van de troepenmacht uitmaakten. Hierbij kwam, dat de Europeesche bevolking door in wendige twisten werd verdeeld, wrnlke sedert jaren hun oorzaak vonden in de weinige achting, die door de civiele ambtenaren aan de Europeesche burgerij werd toegedragen en welke deze laatste tegen het gezag verbitterde. Yan daar, dat bij het uitbreken van den opstand de zoo ge- wenschte overeenstemming tusschen de ambtenaren en de Europeesche bevolking ten eenemale ontbrak. Het be hoeft geen betoogdat hierdoor onder de burgers eene ge drukte stemming heerschte; de tijdingen van de bloedba den, in vele plaatsen door de opstandelingen aangericht, en waardoor vele familiën in rouw gedompeld waren, brach ten het hare bij om den toestand nog te verergeren. Men was zoo bevreesd geworden dattoen zich op den 18<le" Juni de tijding verspreidde, dat de Sepoys te Bar- rackporewelke menevenals die te Calcuttaverzuimd had te ontwapenen, in opstand gekomen waren en op laatstgenoemde plaats aanrukten, de Europeesche be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 152