159 heeft gaande gemaakt. De standaard en de naam van den Peishwali bleven evenwel tot aan het laatste oogenblik van den strijd het teeken, rondom hetwelk zich de op standelingen verzamelden. had gevangen genomen, waarvoor de waarschijnlijkheid bestond, dat het Xana Sahib was. Men leest daaromtrent het navolgende: In den avond van den 21en October 1875 werd van den maharadja Scindiah een brief van den Mutisch! (Sekretaris) van den Nana van Bithoer (Nana Sahib) ter hand gesteld, waarin deze laatste verklaarde dat hij (Nana) dezen brief aan Scindiah schreef als broeder en dat hij, na jaren in de woestijnen ge zworven te hebben, thans in Hindostan terugkwam en, om zoo te zeggen, zijn hoofil .aan Scindiah overleverde. De Maharadja ging, na dezen brief gelezen te hebben, onmiddellijk met twee honderd ruiters naar de omstreken van Lashkar, waar zich Nana Sahib bevond, en voerde hem gevankelijk mede naar zijn paleis. Ofschoen Scindiah jonger dan de Nana is, had hij toch in zijne jeugd in eenige betrekking tot hem gestaan en herkende hij hem, naar men zegt, op het eerste gezicht. Bovendien had de Nana zorg gedragen, zijn identiteit aan Scindiah te bewijzen, door hem enkele episoden uitzijn leven te vertellen, welke hij alleen konde weten. De Maharadja liet toen zijn paleis door 3000 man bewaken en verzocht den politieken agent van het gewest, ten zijnent te komen. Deze verscheen tegen den avond en ontving de verklaring van den gc- vangene, welke als volgt luidde: Zoon van Bagi Rao, Peïshwah en Nana van Bithoer, was hij, onder be dreiging van ter dood te zullen worden gebracht, genoodzaakt geworden, het bevel over de in opstand gekomen Sepoys op zich te nemen. Hij had geen deel aan de moorden op de rivier, en nog minder aan die van den Bibi Gur. Na de inneming van Cawnpore door Havelook had hij naar de bosschen van Nepaul de wijk genomen, en daar verscheidene jaren geleefd. tervolgens was hij naar Assam gegaan en had een jaar onder de vermomming van een fakir te Gowhatty doorgebracht. Hij begon deze zwervende levenswijze echter moede te worden, zoodat hij eerst naar Ba- reilly cn van daar naar Gwalior ging, waar hij slechts vier en twintig unr geleden was aangekomen. De Munsohi, die den brief aan den ma haradja had geschreven, verklaarde, dat hij den Nana te Bareillv ontmoet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 165