163 bagages moest achterlaten. De snelheid, die het welslagen der expeditie vereischte, belette, dat men iets meer dan den noodigen krijgsvoorraad en voor eenige dagen leeftocht medenamdientengevolge moesten de manschappen gedu rende den marsch in de open lucht en in den modder bivakkeeren. Den 28™ Juli trok de expeditionaire macht, sterk 1700 man en 10 stukken geschut, den Ganges over; reeds den volgenden dag zou zij al moeielijkheden, aan den tocht verbonden, ondervinden. Ieder dorp, waar men aankwam, was versterkt, van schietgaten voorzien en met geschut bewapend. Te Onao, op zes mijlen afstand van de rivier, verdedigde de vijand zich manmoedig en liet hij het dorp niet in de handen der Engelschendan na het aan de vlammen te hebben prijs gegeven. De Sepoys verzamelden zich na de inneming op nieuwzoodat er wederom moest slag geleverd worden om het veroverde grondgebied te behouden. Tegen den avond vertoonden zich de troepen v&n den Nana op den linkerflank der Engelschen, doch zij durfden, met hunne ge wone lafhartigheid, niets ondernemen. Op den 3d™ Augustus werd een nog heviger gevecht geleverd bij het dorp Boe- saroet Gunge, omringd van wallen en grachten en voorzien van een toren, bewapend met 5 stukken geschut. De ïuseliers van IVfadras en de Schotten, die de wallen geno- men hadden, konden eeist des nachts en na ernstige verliezen geleden te hebben de stad binnentrekken. Yreeselijk waren degelederen der Engelschen gedund; 500 man waren op dezen korten tocht zoo door het vijandelijk vuur als door allerhande ziekten, niet het minst door de cholera, bezweken, en de legermacht dientengevolge tot 1200 man teruggebracht. A oortrukken was onmogelijk, men moest terug; en hoe ongaarne dezen last ook door ïïa- velock werd gegeven, toch werd tegen den avond het be vel daartoe uitgevaardigd, dat onder de troepen eene groote

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 169