164 ontevredenheid verwekte. Doch in de gegeven omstan digheden viel er niet veel anders te doen; voortrukken op Lucknow moest onvermijdelijk groote rampen na zich sle pen. Bovendien waren de tijdingen van die plaats betrek kelijk geruststellend; men had nog voor verscheidene we ken munitie en leeftocht, en was besloten de verdediging tot het uiterste vol te houden. Havelock hield zich te Mengalwar, op den linker oever van den Ganges, onledig met het reorganiseeren van zijne kleine macht, in afwachting van de hem toegezegde versterkingen en van den generaal Outram, die bij besluit van het Indisch gouvernement aan het hoofd was gesteld aan de expeditie tegen het rijk van Oude. Alvorens de verdere oorlogsverrichtingen te beschrijven, moeten wij ons thans eene kleine uitwijding veroorloven ren aanzien van den algemeenen toestand op dit tijdstip en de personen, welke dien toestand hebben weten te beheer- schen. Toen de Raad van Directeuren de tijding ontvan gen had van het overlijden van den generaal Anson,had hij tot opperbevelhebber van het leger de generaal sir Colin Campbell aangesteld; een veteraan, die de oorlogen op het Spaansche schiereiland had medegemaakt, en op schitterende wijze aandeel had genomen in de belegering van Sebastopol. Zelden werd een veldheer in moeielijker omstandig heden met het opperbevel belast. Tndië gleed als het ware door de handen van zijn veroveraars. Op het einde van Augustus te Calcutta aangekomen, vond Sir Colin Campbell den stand van zaken als volgt. De directe verbindingswegen tusschen de hoofdstad van Bengalen en Delhi en de Punjaub waren geheel ver broken. Het leger voor Dehli, een weinig meer dan 4000 man sterk, kon ternauwernood zijne stellingen hand haven. Het had voor operatie-basis de Punjaub, door

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 170