171
voorkomen, en weldra maakte de gunstige loop, dien
de zaken voor de Engelschen namen, deelneming aan den
opstand voor dat leger onmogelijk.
Zooals men weet, was de majoor-generaal Sir James
Outram tot opperbevelhebber benoemd van de expeditie
tegen het rijk van Oude. Het zal niet overbodig zijn het
een en ander omtrent het leven van dezen Bayard van
Indië", een eernaam, hem door Sir Charles Napier gegeven,
te vermelden. Gedurende zijn negen en dertig-jaiigen
diensttijd bij het Engelsch-Indische leger had hij als sol
daat, als administrateur, als diplomaat, als sportsman, op
het slagveld, in het kabinet en in het diepste der wildernis
steeds blijken gegeven van zijne uitstekende eigenschappen
en zeldzamen moed. In 1819 bij de Compagnie in dienst
getreden als vaandrig bij het leger van Bombay, was hij
eerst zes jaar later in de gelegenheidvan zijne schitte
rende hoedanigheden blijken te geven. In 1825 had een
Inlandsche hoofd van Kanteish het stadje Bartpore ge
plunderd en zich in het fort te Kittoer teruggetrokken,
dat op een bergtop gelegen was en van waar hij den
opstand aanwakkerde. Aan het hoofd van 200 Sepoys
beklom Outram het fort aan de achterzijde, doodde met
eigen hand het inlandsch hoofd en werd ter belooning
van deze daad belast met het oprichten van een korps
Bhils. Hier gaf de jeugdige luitenant het bewijs, wat
de invloed van een krachtigen geest op de meest onbe
schaafde volken vermag. Do Bhils toch waren dieven
van beroep, overgeleverd aan struikroof en uitspattingen;
doch onder de leiding van Outram werd dat regiment be
roemd wegens zijnen moed en zijne discipline. Door zijne
rechtvaardigheid, zijne geestkracht, zijn takt om de gemoe
deren tot kalmte en eensgezindheid te brengen en zijn be
hendigheid in alle lichaamsoefeningen, had hij zich onder de