201 maar de stelling is niet goed, en men moet Erzerocm verdedigen op veertig uren afstands, onder de muren van Kars. Uit Erzeroem loopen als stralen zeven wegen, die noord waarts leiden naar Trebizonde door Baïburt en den Kolat Dagh; westwaarts naar Sjabin-Karahissarin het dal van den ouden Lycusnaar Erzindjah en Egin, aan den Eufraat; zuidwaarts naar Bitlis, aan de grens van Koerdistauoostwaarts naar Bajazet, aan de grens van Perzië; naar Kars en Alexandropol, aan de grens van Ruslandeindelijk naar Batoem, aan de Zwarte zee. Be meeste dezer wegen evenwel, getraceerd in een bergachtig land, zijn slecht aangelegd en nog slechter onderhouden. De bezetting van Erzeroem, afgezonderd te midden dei- bergen, zou dan ook slechts uit een militair oogpunt be langstelling inboezemen, ingeval Rusland vooi nemens was Armenië in te lijven. Zij kan een doel zijn, niet een middel. Hoe meer wij dit terrein onderzoeken, des te minder schijnt het ons toe, zich te leenen tot groote operaties en tot de beweging van aanzienlijke legers. Daarentegen is het als naar wensch gemaakt voor den kleinen oorlog, en elk dorp, elk ravijn, elke terrein-rimpeling kan aan leiding wezen voor een bloedig gevecht, dat aanhoudend wordt vernieuwd. Maar buiten de belegering vau Kars en de bezetting van Erzeroem zien wij niet, wat men in deze richting beslissends kan ondernemen. Het zou anders wezen, zoo Rusland, gelijk in 1828 en 1853, meester was van de zee en met zijn vloot een leger kon ondersteunen, dat langs de kust voortrukte tot Trebizonde, tot Samsoen, tot Sinope, en van daar, wie weet? tot Skutari. Maar de toestand is niet meer dezelfde. De Turken zijn meester van de zee, dank zij hun vloot van vijftien

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 207