210 en het daaropvolgende jaar kenmerkte zich weder door een gevecht der marine tegen zeeroovers.Toen in dat zelfde jaar de expeditie tegen Assahan werd ondernomen, bevond zich daarbij ook eene marine-landingsdivisie, doch van afzonderlijke verrichtingen van mariniers wordt geene melding gemaakt. Het maritieme gedeelte der expeditie stond onder de bevelen van den kapitein-luitenant ter zee P. A. Van Rees, en de van de bemanningen van vier oorlogschepen gevormde landingsdivisie vertoonde zicli te Tandjong Balei en later ook te Batoe Bara en Assahan. De landmacht, welke behalve de artillerie enz., uit drie kompagniën infanterie bestond en door den majoor Van Heemskerck werd aangevoerd, maakte binnen den tijd van drie maanden een einde aan de expeditie. Wederom moest in 1865 Ceram worden getuchtigd, en den 12en October van dat jaar vertrok het stoomschip Me,talen Kruis met eene kolonne van 175 man naar Kaibobo. Den daarop volgenden dag debarkeerde de maiïne-iandiugsdivisie te dier plaatse, doch scheepte zich den 15™ van die maand weder in, om met genoemd oorlogschip naar de noordkust van Ceram te gaan. Yan dien tocht teruggekeerd, gaf het oorlogsvaartuig den 26™ October eene landingsdivisie van 50 man, die, met de expeditionaire kolonne vereenigd, het binnenland introk. Deze tocht leverde geene resul taten, en het hoofdkwartier der expeditionaire macht werd van Kaibobo naar Kairatoe verplaatst. Aan de operatiën welke vervolgens door de expeditionaire troepen, van hei noorden en zuiden des eilands uit, naar het binnenland werden gedaan, nam de landingsdivisie geen deel. Die operatiën hadden het gevolg, dat Ceram zich spoedig daarna onderwierp. De krijgsverrichtingen, die van 18641867 ter Wester-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 216