214 worden overschreden, zoodat de majoor Veenhuijzen van oordeel wasdat men dan maar weder moest terugtrek ken. Van Poenrangan naar Segeri en verder naar Pang- kadjene gaande, kwam de expeditionaire kolonne einde lijk te Makassar terug, nadat zij eene mobiele kolonne van 125 man te Lanné had achtergelaten, die het terrein moest verkennen en bevelen afwachten, tot dat van de regeering de toestemming was verkregen, de grenzen van Lamoeroe over te trekken. Tot het begin van No vember, toen de toestemming verleend werd, wist die mo biele kolonne den vijand voortdurend in bedwang te houden. Nu zoude zijmet eene marine-landingsdivisie versterkt van Boelekomba de vijandelijke positie aanvallen. Bij zijne komst te Pangkadjene vond de expeditie-komman- dant de marine-landingsdivisie aldaar reeds gedebarkeerd. In drie gedeelten marcheerde op 13 November de uit land- en zeemacht samengestelde kolonne naar Boelekom ba. Na op deze plaats eene bezetting van 50 man van land- en zeemacht te hebben achtergelaten, rukte de ko lonne, in drie deelen verdeeld, op den 17en November naar Saloe-Saloe, het hoofdpunt der vijandelijke positiën. Met den vijand had eene ontmoeting plaats, waarbij hij verjaagd werd. Den 18pn November werd Saloe-Saloe bereikt en den vol genden dag naar Toerakapaija gemarcheerd. Op den 20e,r November bivakkeerde de kolonne weder te Pangkadjene, en van Karaeng Bonto-Bonto wist men niets anders dan dat hij vermoedeljjk over zee naar Mandhar was gevlucht. Den 28en November embarkeerde de marine-landingsdivisie, welke zich gedurende de gevechten en de zware marschen voorbeeldig had gedragen. Yele gevallen van ziekten hadden het noodig gemaakt, dat zij weder naar boord ging. En toen van den vijand niets meer vernomen werd, meende men, dat de opstand van Karaeng Bonto-Bonto gedempt was en keerde de expeditionaire kolonne der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 220