- 215
landmacht, na bezettingen te Pangkadjene en Tjamba te
hebben achtergelaten, evenals de marine naar Makassar
terug. Driejaren later zou het evenwel blijken, dat met
Karaeng Bonto-Bonto nog niet afgerekend was.
Het jaar 1868 was getuige van eene andere, niet on
belangrijke expeditie. Op Bali had Ida Madé Rahi de
vaan des opstands ontrolden werd de regeering genood
zaakt met kracht van wapenen daaraan een einde te
maken. Ook de marine moest aan de expeditie deel
nemen. Den 15en September kwam de expeditionaire macht
voor Boeleleng en den volgenden dag debarkeerden een
bataillon infanterie en eene marine-landingsdivisie van
180 man, onder een luitenant ter zee der le klasse.
De marsch werd nu naar Singaradja aangenomen, waai
de kolonue de landiugsdivisie benevens eene kompagnie
infanterie als bezetting achterliet. Men zoude vervolgens
tegen Ban djar opereeren, en de hiervoor bestemde troepen
moesten eerst naar Teboengkoes worden overgevoerd. Op
den 19™ September waren zij bij die plaats gebivakkeerd,
en Bandjar zou den daaropvolgenden dag aangevallen wor
den. Een roemrijk gevecht met den vijand volgde op den
marsch derwaartsdoch het doel van dien dag mocht niet
bereikt worden en onze troepen moesten naar Teboeng
koes terugkeeren. Den 21en September stonden zij weder
gereed om ten tweeden male de vijandige kampongs aan
te vallendoch gebrek aan de noodige transportmiddelen
belette hun dit. Singaradja bleef door de marine-landings
divisie bezet. Den 3en October zou de tweede aanval
onzer troepen op die kampongs plaats hebben. "Wederom
ontstaat een scherp gevecht met de oproerige Balineezen,
maar hunne stoute offensieve bewegingen noodzaken onze
troepen op nieuw den terugtocht aa.n te nemen en te
Teboengkoes post te vatten. Alvorens nu ten derden