216 male tegen dezelfde vijandelijke stellingen op te ruk ken, achtte de aanvoerder der expeditionaire kolonne het noodzakelijkzijne strijdkrachten met de tot dusver te Singaradja gebleven marine-landingsdivisie te versterken. Aan bezwaren was zulks niet onderhevig, omdat een aan val des vijands op Singaradja tot de onwaarschijnlijkheden behoorde. De landingsdivisie, wars van de eentoonige en vermoeiende veiligheidsdiensten op laatstgenoemde plaats, ontving met opgewektheid het bevel voor den marsch, dat haar een werkzaam aandeel in de verdere krijgsbe drijven beloofde. Brandend van verlangen om zich met den vijand te metenkwam zij den 9en October ter reede van Teboengkoes. Doch daar het alleen na het ontstaan van groote verliezen geoorloofd scheen te zijn, de ma rine-landingsdivisie aan de operatiën binnen 's lands te doen deelnemen, was door den majoor Van Heemskerck, kom- mandant der expeditionaire kolonneeerst de vergunning daartoe aan hoogerhand gevraagd geworden. Zij werd door de regeering verleend. Den 12™ October zouden de gezamentlijke troepen van land- en zeemacht800 man sterkten derden male de vijandelijke positiën aanvallen. Bij den opmarsch bevindt zich de landingsdivisie in het midden der kolonne. Met den vijand raakt men weldra in vuurgevecht en hij biedt ook nu een geduchten we derstand In den loop van dat gevecht moet de landings divisie de overige troepen voor een aanval in den rug beschermen. De vijand wijkt niet. En de aanvoerder vermeentdat onze troepenmacht te gering is om den vijand te verslaan. Hij laat het gevecht afbreken en geeft het teeken tot den terugtocht. Ha het mislukken van den derden aanval werd versterking van troepen aan gevraagd en de landingsdivisie intusschen weder inge scheept. Een bataillon infanterie met eenige artillerie werd als versterking van Java gezonden; de majoor Yan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 222