224 De oproerige datoe's kwamen in onderwerping en in November 1872 was de rust in Deli hersteld. Met uit zondering van een detachement van 50 man infanterie? dat in Deli in bezetting achterbleef, keerden de expedi tionaire korpsen naar hunne verschillende garnizoenen te rug. Het volgende jaar zou evenwel het bewijs leveren, dat Deli eene grootere bezetting noodig heeft, om er op den duur alle onlusten spoedig te kunnen beteugelen. In het tijdvak tusscken de beide Atjehsche expeditiën werd weder een bataillon infanterie derwaarts gezonden en sedert is er de rust nog niet volkomen hersteld. Het jaar 1872 gunde het Indische leger weinig rust. Ook op Celebes, dat broeinest van talrijke verwikkelingen, braken weder onlusten uit, welke de tusschenkomst van eene krachtig optredende wapenmacht vorderden. Thans is het Maradia Kapé, die den wettigen vorst van Balang- nipa, in Mandhar, verjaagd heeft en zich door het recht van den sterkste in zijne positie wist te handhaven. We derom is het Mandhar, dat reeds in 1856, 1862 en 1867 telkens door de marine moest worden getuchtigd. Voor die tuchtiging waren thans 600 man bestemd en het bevel over de expeditionaire kolonne werd aan den majoor der infanterie H. F. Meijer opgedragendie de op Celebes daarvoor aangewezen krijgsmacht met twee kompagniën infanterie van Java kwam versterken. De expeditionaire kolonne, die den 18™ October van Makassar vertrok, kwam den volgenden dag ter reede van Balangnipa aan en de- barkeerde nog denzelfden dag. De strandkampongs wer den door den vjjand verlaten. Eene kompagnie rukte naar Lekopadisi, het vermoedelijk verblijf van Maradia Kapé. Deze werd in zijne ompaggerde woning verrast, doch wist te ontvluchten. Na een gevecht met onze troe pen vluchtten ook zijne volgelingen; doch eene vervolging

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 230