226 gebruik worden gemaakt. Het zenden van de marine- landingsdivisie naar Pangkadjene evenwel, toen zieli daar reeds een detachement infanterie bevond van 60 man, werd overbodig geacht. Ook mocht het minder raadzaam worden genoemd, dat marine-detachement voor den oorlog in het gebergte te gebruiken. Den 22™ November ver trokken 3 kompagniën infanterie en de noodige artillerie met den majoor Meijer van Mandhar naar Pangkadjene; te Balangnipa bleef eene kompagnie in bezetting achter. Thans zou kunnen worden overgegaan tot het opereeren tegen Karaeng Bonto-Bonto. De landingsdivisie, behooren- de tol het oorlogstoomschip Van SpeyJckeerde van Pang kadjene naar Makassar terug, terwijl marine-detachementen, ter sterkte van 5 officieren en 90 manschappen, van de oorlogschepen Ardjoeno en Aart Van Nes vóorloopig te Pangkadjene in bezetting achterbleven. Eenige dagen latei- keerden ook deze detachementen naar Makassar terug en zouden alleen de troepen der landmacht tegen den vijand ageeren. Ter opsporing van Karaeng Bonto-Bonto mar cheerde de majoor Meijer op den 24™ November met 350 man van Pangkadjene naar Warang-Parang; daarbij be vonden zich twee mortieren der zeemacht met bedienings manschappen onder den luitenant ter zee der 2° kl. Derx. Voor Barabatoewa, de door Karaeng Bonto-Bonto verde digde stelling, stootte echter de kolonne het hoofd, ten gevolge waarvan zij, met geen gering verlies aan dooden en gekwetstenden terugtocht naar "Warang-Parang moest aannemen. Daar bleef voorloopig eene bezetting achter om den opstandeling na te gaan. Deze was intusschen even als in 1868, toen hij onze troepen ook een gevoelig échec had doen lijdenweder in het binnenland verdwe nen. De troepen trokken, met het oog op de weersge steldheid, naar Makassar terug. De vorstin van Tanette, die uit haar rijk was gevlucht, word weder gerust gesteld. O O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 232