227 Alleen Pangkadjene behield eene bezetting, terwijl die van Maros reeds was ingetrokken. De van Java geko men troepenmachtbestemd om de onlusten in Balangnipa te dempenbleef center te Makassar. Men bedacht vervolgens de middelen, hoe Karaeng Bonto-Bonto voor goed was te onderwerpen. Doch dat die onderwerping alsnog tot de viome wenschen behoort, bewijzen de gebeurtenissen op Colebes, welke in de daarop volgende jaren hebben plaats gehad en nog menige schoone episode uit het krijgsmans leven aan de geschiedenis van Iudië hebben toegevoegd. Sinds 1873 is het aan onze troepen nog niet mogen ge lukken, Karaeng Bonto-Bonto dood of levend in handen te krijgen. Sedert zijn we vier jaren verder. Merkwaardiger waren ook voor de zeemacht de volgende jaren. In 1873 vonden de beide Atjehsche expedition' plaats. Bij de eerste Atjehsche expeditie nam de 450 man sterke landingsdivisie zooals reeds bekend is—on middellijk deel aan de krijgsverrichtingen binnen 's lands. Aangevoerd door den kapitein-luitenant ter zee Binkes, rukte zij met de troepenmacht van het leger mede naar de groote mesigit te Atjeh op, welke zjj na de bestorming bleei bezetten, hia in den roem en de gevaren van de landmacht te hebben gedeeld, keerde zij den 13en April op voorstel van Binkes, naar liet strand terug, waar zij een mt den aaid der zaa,k beteren werkkring kon vinden. Bij de organisatie der tweede Atjehsche expeditie werd de sterkte der marine-landingsdivisie voorloopig vastge steld op: 6 luitenants ter zee 1° kl., 25 2e kt, 23 adelborsten der le ld., 45 scheepsonderofficieren 748 matrozen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 233