234 diende van een konvooi vivres, enz., naar mesigit Long- batah; de mariniers vormden daarbij de achterhoede en werden door den kapitein Sutherland aangevoerd. Toen op 23 Januari 1875 de kampong Poengei-Belang-Tjoet door onze troepen zonder eenige moeilijkheden in bezit was genomen, bleef de kapitein Sutherland aldaar met 80 mariniers in bezetting achter. Bij de operation, welke tot het in bezit nemen van Mandarsa Poetih op 28 Ja nuari van dat jaar leiddeu, kommaudeerde die kapitein eene kompagnie van het rechterlialf 3C bataillon infanterie, waarbij mariniers waren ingedeeld. De kolonnekömmandant was majoor Van der Meer, en de kompagnie van kapitein Sutherland marcheerde als afzonderlijk detachement langs den linkeroever der Koerong I)aroe, om de rechterflank dor kolonne '7an der Meer te dekken. Toen de majoor Komswinckel op den 4cn Februari een heuvel nabij Look en Pinang in bezit nam, waren twee kompagniën mariniers onder den kapitein Sutherland, versterkt met eene sectie artillerie 8 cm. 1. ter beschikking van den kolonnekom- mxndant gesteld; doch bij het detachement mariniers viel toen niets meldenswaardigs voor. Aan de operatiën tegen Lamara-Oleiloe op 15 Februari, ouder den luitenant kolonel Van Deutekom, namen ook de mariniers onder Sutherland deel. Zij stonden meer speciaal onder de be velen van den majoor Komswinckel, die een onderdeel der kolonne kommandeerde. In Maart 1875 kwamen nog 300 mariniers, in twee kompagniën verdeelduit Nederland te Pa dan g aan. Zij zouden, evenals het detachement van Van Braam Houck- geest in 1873, tijdelijk een deel van het Indische leger uit maken. Eene kompagnie werd daarvan naar Atjeh ge zonden, terwijl de andere als reserve te Fort De Koek achterbleef. Er waren dus thans 3 kompagniën mariniers ingedeeld bij de krijgsmacht in Atjeh, eerst ouder de be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 240