240 die van den majoor Diepenheim vereenigd, beiden onder de bevelen van'den luitenant-kolonel Meijer, chef van den staf, de door den luitenant-kolonel Engel gekom- mandeerde kolonne in liaren opmarsch naar de kampongs Loe-Oe en Poenei te beschermen. Aan infanterie had de majoor Mekern circa 5 kompagniëh onder zijne bevelen. De mariniers, die op dezen dag nog al eens in de gele genheid waren om in het vuur te'komen, ontvingen 3 geblesseerden. Den volgenden dag werd de beweging voortgezet. De majoor Mekern moest Lampenehen, de majoor Diepenheim Oleh-Soesoe bemachtigen. Bij den opmarsch der troepen op 31 Januari was het detachement mariniers bjj de ambulance ingedeeld. Lampenehen werd zonder veel verlies genomen, maar om onze positie aldaar te verbeteren, moest den volgenden dag nog een gevecht met den vijand geleverd worden. Van af 1 Februari maakte het tot 2 officieren en 38 minderen gereduceerde detachement mariniers eene soort van eerewacht uit van den generaal Pel en volgde met den militairen en civielen bevelhebber de bewegingen der verschillende, tegen den vijand ageerende troepenafdee- lingen, welke zich vervolgens van Lamkoenjit, Toeram, Atoa, Biloel, Lamrong, Lamsaijoeng, Kajoe-Leh, Lam- baroe en Pagar-Aijer meester maakten. De mariniers deel den in de gevaren en deii roem van de overige troepen, aan dezen veertigdaagschen veldtocht verbonden, die op den 7e" Februari een einde namtoen de generaal Pel met zijne zegevierende troepen binnen Kota-radja terugkeerde. Op den 10™ Februari verlieten de mariniers het oorlogs- tooneel in Atjeh en keerden kort daarop naar Nederland terug, waar zij bij hunne aankomst op nieuw de tevre denheid van het Vaderland mochten verwerven. Ook op andere punten van het noordelijk, oostelijk en westelijk gedeelte van het voormalige Atjehsche rijk had

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 246