242 „Van vege het departement van marine wordt voortdurend weerstand geboden aan een denkbeeld, door de Kamer zoo dikwijls geopperd, om do mariniers desnoods met eene uitbreiding den garnizoensdienst te laten doen in onze West- Indische bezittingen. De redenen, daartegen aangevoerd, wegen niet zwaar." „Bij gelegenheid der emancipatie is er eene kompagnie mariniers in dienst geweest in Surinameheeft daar uitmun tend voldaan, en is daarna weder hier teruggekomen. Of nu die mariniers dienst doen in Indië, of dat ze een korten tijd in West-Indië liggen, zou toch slechts weinig verandering maken. En waarom wordt dezerzijds daarop steeds aange drongen? Omdat wij onze gewone miliciens niet uit Neder land kunnen zenden; daartoe heeft men het recht niet. Men zou er anders niet bij den minister op aandringen, om in die zaak de hand te leenen en te voldoen aan het verlangen, hier zoo dikwijls geuit." „Nu ziet men, b. v., in eene stad als Rotterdam 200 ma riniers in garnizoen liggen. Waarom worden die mariniers niet liever een paar jaar in Suriname in garnizoen gelegd, en waarom kunnen er in Rotterdamals dit noodig isniet een paar kompagniën infanterie gelegd worden? Watisdaar de reden van? Men verzet zich hiertegen van wegc marine; maar waarom, is mij onbegrijpelijk." „Wanneer men nu hoofdstuk IX der begrooting nagaatziet men daar 650000 uitgetrokken voor het West-Indische leger, voor Curacao en Suriname. Waartoe? Een staf, pensioenen, gagementenalles is daarvoor uitgetrokken. Ik wcnsch nu reeds aan te kondigen, dat ik op hoofdstuk IX der begroo ting twee amendementen zal voorstellen, om de suppletie troepen voor het West-Indische leger te doen vervallenen al- zoo een begin te maken met de voldoening aan een wenseh zoo dikwijls van de Kamer uitgegaan, om een einde aan dat West-Indische leger te maken. Ik hoop, dat do minis ter van marine daartoe de behulpzame hand wel zal willen bieden." De heer Brocx, minister van marine.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 248