254 die men kent uit de geschiedenis van de nieuwere oor logen. Naar dezen maatstaf zouden de Russen, den 24steu April vertrokken, den 24sten Mei aan den Donau gecon centreerd hebben kunnen zijn. Als men echter de in het verslag opgeteekende marsch- orders nagaat, bevindt men, dat slechts vier korpsen van de zeven vóór den 31st™ Mei nabij de rivier vereenigd waren; dit was dus reeds, zooals men ziet, voor deze gedeeltelijke bijeentiekking, een vertraging van zes dagen, gelijk de grootvorst dan ook uitdrukkelijk vermeldt. Wat de drie andere korpsen betreft, het 14e haalde de hoofdmacht niet in vóór den 13d-" Juni; het 13e korps trad eerst tegen het eind van die maand in linie, en het 4e isals reservehet laatst gekomen. Als men deze drie korpsen begrijpt onder het geheel der bewegingwaaraan zij medewerktenziet mendat de gemiddelde vertraging- van zes dagen, waarop in het verslag gewezen wordt, met nagenoeg de helft zou moeten vermeerderd worden. Hoe het zijde grootvorst schrijft de langzaamheid van zijn marsch hoofdzaaldjjk toe aan de onophoudelijke regens, die, gelijk men zich zeker herinnert, het einde der lente van dit jaar gekenmerkt hebben. De gesteldheid der wateren in Moldo-Wallachjje is eenvormig; van de Transylvanische bergen storten tal van rivieren neder, die een reeks evenwijdige dalen op korten afstand vormen. Dit zijn zooveel grachten, die het Russische leger mo&st overtrekken. En, zegt het verslag, doordien zij buiten haar bed tradenwaren de wegen doorweektverschei dene bruggenzoowel in de spoorbanen als op de gewone wegen, waren bezweken voor den waterdruk. De groot vorst voegt er met meer waarheidsliefde dan ontzag voor zijn Roemaansche bondgenooten bij „Ik heb de Roemaansche ijzeren wegen nog slechter gebouwd gevonden dan ik verwachtte, en bovendien zeer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 260