268 en de merkwaardige brieven van den Franschen hoofdof ficier, die in 1854 belast was met de leiding van hun bewegingen, en die onlangs in het licht zijn gegeven ge worden, zetten aan deze meening een karakter van on betwistbare waarheid bij. Alle redeneeringen stuiten af op die manie van ver sterken die het eigenaardige is van een nog in de kinds heid verkeerende militaire organisatie. Voor de Turken is elke versterking hoegenaamd een gesloten poort, waar achter men gerust kan slapen. Een geloof, des te nood lottige!' omdat het voor het verdedigende leger een ver spreiding van strijdkrachten tengevolge heeft, waartegen ik te vergeefs mijn stem verhef." En verder voegt de colonel van den Franschen staf er bij: „Tegen mijn overtuiging en 0111 te voldoen aan die manie van versterken, waarvan het Ottomanische leger bezeten is, heb ik aan den Donau vijf werken moeten oprichten, het eene nog al nutteloozer dan het andere." Het heeft nooit voor iemand een punt van twijfel uit gemaakt, dat de Russen er in slagen zouden den Donau over te trekken. Die overgang is nu een voltrokken feit. De kleine vesting Matsjin is in de macht van de Rus sen, maar zoo men slechts let op het getal gekwetsten en dooden, kan men zich niet weerhouden te besluiten, dat de overtrekking (en men moest hierop zijn voorbereid) al met zeer weinig inspanning is volbracht geworden. Dat gevecht schijnt ons toe geen andere verhoudingen te hebben aangenomen dan die van een eenvoudige scher mutseling. De Russen zijn dus te Braïla den Donau overgegaan, maar zal naar dien kant de voornaamste poging van den aan valler worden gericht? Wij volharden in onzen twijfel, ofschoonom de waarheid te zeggendaar wel de groote weg voor den vijandelijken inval ligt, die altijd gevolgd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 274