270 hoort tot de strategistendie te recht in het algemeen de levende strijdkrachten hooger schatten dan de doode. Maar behoort men ook niet rekening te houden met bijzondere omstandigheden en eigenaardigheden? Heeft men niet van de Nederlandsche legermacht verklaard, dat zij be stemd is zich te verdedigen in polders en achter wallen? Is niet daarop ons defensie-stelsel ingericht? Hooren wij, hoe een ander Fransch schrijver zich over de Turken uitlaat: „Men kondigt de wederinneming van Bajezid door een Turlcsche afdeeling als zeker aan. Dit is gemakkelijker te begrijpen dan de wederinneming van Ardahan, ook vóór veertien dagen aangekondigd, later gelogenstraft. De weg van Ya.n naar Bajezid is werkelijk goed. Aan den anderen kant is de generaal Tergukasof te veel in het Aras-dalnaar de zijde van Toprak-Kal voortgedrongen om gemakkelijk terug te kunnen gaan. Ongetwijfeld zou deze afleiding door de Turkendie de vitailleeringslijn van den Russischen linkervleugel zou verbreken, beden kelijke gevolgen kunnen hebben met een wakker generaal, gereed om van de misslagen van den vijand partij te trek ken en achtereenvolgens die verschillende kolonnes te erpletterendie op wegen opereerdenwelke door aan zienlij ice berggevaarten van elkander gescheiden zijn. Maar het staat met het leger in Armenië geschapen als met dat aan den Donau. Door den aard der samenstelling van de kadersdoor het karakter hunner generaals en mis schien ook door den te veel ingesluimerden volksgeest, zijn de legers van den Sulthan veroordeeld tot beweging loosheid, dat is eigenlijk tot eeuwige nederlagen, zoodra zij niet meer achter muren of in een verdedigende stel ling staan."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 276