283
Matsjin. Ik ben daar een Franschman gaan zien, sinds
een en twintig jaren in bet land gevestigd, blij bewerkt
een stuk grond, bom door bet gouvernement afgestaan, en
daar hij altijd op den besten voet was met de Turksche
autoriteiten, is hij nooit verontrust geworden. Hij had
zelfs, om hem tegen de rooverijen en plunderingen van
de ongeregelde troepen te beschermen, een kompagnie
linie-infanterie bij zich, waarvan hij met den hoogsten lof
spreekt. Het zijn goede soldaten, gewapend met uitmun
tende geweren, goed voorzien van patronen en vol moed.
Ongelukkig is hun bestaan zeer wisselvallig; zij zijn
nooit zeker van hun brood; zij eten, als zij in de dorpen
iets te ei en vinden op requisitie van het bestuur.
Iedere christelijke of muzulmansche boer is gehouden
daagljjks een, twee of drie soldaten voeden.
Gij zietdat het proviandeeringsstelsel even gebrekkig
is als onderhevig aan alle kwade kansen. Ook gebeurt
het soms, dat de Turksche soldaat vier en twintig uren
doorbrengt zonder te etenmaar daar het wezen van
zijn godsdienst gelatenheid in Gods wil istroost hij
zich door te denken aan den berg van rijst en aan de
tien altijd jeugdige lioeri'sdie den waren geloovige
wachten 11a een roemrijken dood op liet slagveld.
He soldaat doet dus altijd zijn plicht, bescheiden,
zonder ooit te klagen. Hit is niet het geval met den
officier, die zich niet ontziet zijn post te verlaten als
hij hem gevaarlijk acht. Ha het ongelukaan twee
Turksche monitors overkomen, waren de officieren van
de andere schepen zoo benauwd in de lucht te vliegen
dat zij niet meer aan boord durfden te slapenzij gingen
alle avonden gastvrijheid voor dien nacht vragen aan
den Franschman van Iglitza. Be torpedo's en de daar
mede bevrachte vaartuigen boezemen hunschijnt het
een vrees indie zij niet kunnen beheerselienen daar