287 kondigd hebbendat een groote veldslag op de noordelijke helling van den Balkan begonnen was, tusschen Tirnowa en Sistowa, is deze tijding ons zeer waarschijnlijk voorgekomen. Het schijnt echter, dat zij valsch was en dat Abdoel- Kerim voortgegaan is met de Russen in brigades en divi sion voor zich ie zien defileeren, zonder zijn Oostersche roerloosheid te verlaten en zonder de verzoeking te on dervinden, hen aan te vallen om een gedeelte hunner in den Donau te werpen en een ander in de engten van den Balkan. l")it veldtochtsplan, waarvan het eenvoudige zeker een Europeeseh strategist zou verlokt hebbenheeft op dezen flegmatieken generaal in 't geheel geen vat gehad, die, naar 't schijnt, vast besloten heeft aan Allah de zorg over te laten de ongeloovigen te straffen en de beleediging te wreken, de vaan van den Islam aangedaan. Intusschen rukken de Russen voort; zij rukken langs den Donau voort, waarvan zij het geluk gehad hebben een deel te veroveren, lang genoeg om een vaster basis aan hunne krijgsverrichtingen te geven; zij rukken in de Dobroetsja voort, waar de hoofden hunner kolonnes zonder slag of stoot de spoorbaan van Koestendjé naar Tzernawo- da bereikt hebben, en maken zich gereed den wal van Trajanus te overschrijden; eindelijk rukken zij naar het zuiden voort met een vertrouwen, dat het toppunt van roekeloosheid zijn zoude, zoo het niet zijn rechtvaardi ging had in de zekerheid, dat de vijandelijke armee niet gevaarlijk is en dat men er niets van te duchten heeft. Hunne voorhoeden zijn verschenen te Yeni-Saghra, te Kesanlyckin die lachende vallei der Toendsjadat land der rozendat de natuur niet bestemd had om tot slagveld te dienen. Men toont ons hen reedsvoortdringende naar Filippopoli en Audrinopel, afsof zij zich voorstelden met dien pas door te gaan tot onder de muren van Ivoustan- tinopel, vrij wat minder zich het hoofd brekende met. mi-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 293