306
bond met den toenmaligen Nabob van Oude, Saadat All
Khan, gesloten; van dien tijd dagteekenen de vriend
schappelijke betrekkingen tusschen de beide machten.
De regeering van Saadat Ali Khan was lang en voor
spoedig geweest; het leenstelsel had hij aanmerkelijk ge
fnuikt en bij zijn overlijden liet hjj eene som van 14.000.000
pond sterling in de schatkist achter. Doch na zijn dood
verviel zijn rijk door de onbekwaamheid zijner opvolgers
in een staat van anarchie en bandeloosheiddie terecht
de bezorgdheid van het Engelsche gouvernement gaande
maakte. Niettegenstaande do verheffing der vorsten van
Oude in 1819 tot het koningschap, zonk het rijk al
dieper en dieper tot een staat van stoffelijken en financieelen
achteruitgang. Onder de regeering van den laatsten ko
ning Wajid Ali, die met zijne rijksgrooten en ongeveer een
tiende gedeelte der bevolking den Mahomedaanschen gods
dienst beleedwas dat rijk steeds het tooneel van de
grootste misdaden en gruwelen, welke voornamelijk hun oor
zaak hadden in de omstandigheiddat het andere gedeelte
van de bevolking den godsdienst der Brahminen was
toegedaan.
In de bedehuizen werden nog steeds de sombere mys
teriën van dezen godsdienst gevierd, terwijl langs de
wegen de sekte der Thugs hunne vreeselijke zending
volvoerden en allerwege de reizigers vermoord worden.
De lezer zal zonder twijfel met belangstelling van het volgende
verhaal kennis nemen, waarin de listen en wreedheden der Thugs op
het sterkst uitkomen.
„Een Mongoolsch officierschoon van gelaat en edel van houding,
op reis van de Punjaub naar het koninkrijk Oude, trok op zekeren
morgen bij Meerut den Ganges over en sloeg den weg naar Bareilly in.
Hij bereed een fraai Turcomansch paard, terwijl zijn bediende en zijn
rijknecht hem vergezelden. Op den linkeroever der rivier ontmoette hij
eenige mannen van eerbiedwaardig voorkomendie denzelfden weg als
hij volgden. Zij naderden hem, onder de meest beleefde vormen en tracht-