316 de inlandsche regimenten, die het grootste deel van het garnizoen van Lucknow uitmaaktendoor verschillende banden aan de inlandsche bevolking gehecht waren en er niet op hun volkomene toewijding te rekenen viel. Wij moeten hier nog bijvoegen dat in de hoofdstad en in het geheele koninkrijk geen enkele versterking was, waar de Europeesche bewindslieden en de weinige hun toegevoegde verdedigers in geval van ernstige ge- beurtenisen een schuilplaatsal was het slechts voor weinige dagen, konden vinden. Toen in de eerste dagen van Maart 1857 Sir Henry Lawrence den ambtenaar, die ad interim de betrekking van Sir James Outram had vervuldopvolgde, hadden de stelselloosheid in de politiek en de zucht om de schat kist te stijven reeds haar vruchten gedragen. Het plat teland, bezaaid met versterkingen, was overstroomd door gepasporteerde soldatendie, van middelen van bestaan ontbloot, zich aan roof en plundering overgaven. I)e geheele bevolking, door allerlei kunstmiddelen opgehitst, nam blindelings alle ware sprookjes aan, welke uit gestrooid werden om haar tegen het Engelsche gouver nement op te zetten. Zoo werd er verhaald, dat karren vol fijngemalen beenderen te Lucknow waren aan gekomen, en dat dit poeder bestemd was om, door het meel gemengdde bevolking onrein te maken. Het spreekt van zelf datal had met het met goud willen betalen, niemand zich iets van dat geruchtmakende poe der kon aanschaffen. Dit neemt niet weg, dat het praatje van mond tot mondvan markt tot markt vloog, en weldra in de oogen eener bijgeloovige bevolking een daadzaak was geworden. Als man van doorzicht en hart bemerkte Sir Henry Lawrence alraswelke fouten men had begaan door de staatkunde ondergeschikt te maken aan geldelijke be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 322