wezen diensten, brengt mede, dat geen termijn van 2üjarigen
dienst behoort te worden gesteld voordat aanspraak op
pensioen kan worden gemaakt. De pensioenen behooren
veeleer te worden beschouwd als een deel der bezoldig-ingr,
dat voorloopig ingehouden wordt, bij overlijden aan den
staat vervalt, en bij het verlaten van den dienst bij wijze
van lijfrente wordt uitgekeerd. Er is dus geen reden waarom
hem, die 12 of 15 jaren lang den staat heeft gediend,
bij het verlaten van den dienst geen pensioen moet worden
toegekend. Alleen verplichtingen, bij de intrede in den
militairen dienst aangegaan zooals die welke het gevolg
zijn van kostelooze opleiding, van ontvangen gratificatiën,
vrijen overtocht enz. kunnen hierin eenige wijziging
brengen.
De tegenwoordige regeling brengt mede, dat de Regee
ring gedurende tal van jaren soms min of meer gebonden
is aan dienaren die ze liever zou missen en door betere
zou kunnen vervangen, en dat sommige personen niet
uit lust voor hunnen stand of uit liefde voor hunne betrek
king, maar alleen met verlangen naar de ommekomst van
den 20-jarigen termijn blijven dienen.
Wanneer Regeering en ambtenaar of officier aan dien
termijn niet gebonden waren, zou er zonder twijfel over
het algemeen beter gediend worden dan thans het geval is.
3. In het algemeen heeft de staat er belang bij, de
goede dienaren lang in dienst te houden; daarom moet
voor langduriger dienst ook hooger pensioen toegezegd
worden.
Het middel, om deze beginselen in toepassing te bren
gen en de meest mogelijke rechtvaardigheid te betrachten
is, naar het ons voorkomtdat van het gedurende den
cjanschen diensttijd genoten tracternent een zeker (b. v. 5)
percent als jaarlijksch pensioen wordt toegekend. Om, in
O o'