345
speciale gevallente hooge en onnoodige opdrijving van
pensioenen te voorkomenzou hierbij kunnen worden
bepaald, dat het pensioen nimmer het hoogst genoten
tractement mag overtreffen. Dat bij oud-gediendenb. v.
bij de zeer enkele ambtenaren die op 60- a 70-jarigen leef
tijd gepensioneerd worden, de billijkheid medebrengt
dat zij gedurende de enkele hun nog overblijvende levens
jaren zich niet behoeven te bekrimpen, is duidelijk.
Bij de toepassing van de door ons aangegeven regeling
heeft „gelukkiger" of «ongelukkiger" promotie minder
invloed dan thans, vindt elk jaar langer dienst ook zijne
belooning in het pensioen, en worden de pensioenen hoo-
ger naarmate men hoogere bezoldiging niet alleen in
hoogeremaar ook in speciale betrekkingen heeft geno
ten.
Wij nemen de vrijheid, dit denkbeeld ter overweging
aan te bevelen. De toepassing zou zeker tot billijker
resultaten leiden dan de bestaande bepalingen, die bij de
civiele ambtenaren buitensporige bevoorrechting voor de
hooggeplaatsten en lang dienenden, en bij de officieren
gelijkstelling van hetgeen niet gelijk gesteld kan worden
ten gevolge hebben. Het is b. v. bij de civiele ambtena
ren geen vreemd verschijnsel, dat de persoon, die na
20-jarigen dienst 2400,pensioen zou erlangen, 10 jaar
later tot f 9000,opklimt, onder de vereenigde werking-
van bevordering en langer dienst. En bjj de officieren
is het thans, wat het pensioen betreft, hetzelfde, of men
na 18-jarigen dienst kolonel wordt en slechts 2 jaar in
dien rang dienst doet, dan wel of men dien rang eerst na
28 jaar bereikt en daarin 6 jaren blijft.
P.