380 een oordeelkundig, onpartijdig, kritisch werk over den oorlog op Java te kunnen schrijven; daarvoor ontbrak hem ook zaakkennis, en in dat gebrek moest hem de generaal De Stuers met zijne opvatting van den Javaschen oorlog te gemoet komen. Als de opvatting van den ge neraal De Stuers over het beleid van zijn schoonvader dezelfde is als die, welke hij in zijn opstel: „Nog iets over Atjeh" in „De Gids" van 1874 over het beleid van zijn schoonzoon W. J. Loudon heeft, dan moet nog het eerste onpartijdige werk over den oorlog op Java worden geschreven, dat in krijgskundigen zin waarde heeft. Wie zulk een moeilijk werk wil ondernemen en zich tot het departement van oorlog in Indië wendt om inzage van stukken uit het archief van den Javaschen oorlog, zou vergeefsche moeite doen, daar die stukken niet meer bij dat departement aanwezig zijn, in der tijd op aanvra ge naar Nederland werden gezonden en, voor zoo ver mij bekend is, nog niet terug zijn ontvangen; dit zal ruim twintig jaren geleden wezen. Het aantal in leven zijnde personen, dat den Javaschen oorlog bijwoonde en nog vertrouwbare inlichtingen zou kunnen geven, is zeer ge- nng. Wellicht zou de reeds hoog bejaarde gepensioneerde luitenant-kolonel der Indische genie Yan Waey, te Sa- marang woonachtignog veel daarvan kunnen mededeelen men zal zich de belangrijke opstellen nog herinneren, die hij tot voor eenigen tijd geleden, uit zijne mémoires puttende, in het «Tijdschrift voor Ned. l.ndië" schreef. Wie in het bezit is van de papieren nalatenschap van den voor eenige jaren geleden overleden en in Indië door zijne historische geschriften zeer bekenden heer J. Hageman J. Czn. zal ook nog het een en ander omtrent den Ja vaschen oorlog kunnen vernemen, dat—opzettelijk of niet opzettelijkiii officieele rapporten verzwegen werd. Deze historicus, een gemoedelijk en eerlijk mensch, gaf in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 386