381
1856 zijn Geschiedenis van den oorlog op Java van
1825 tot 1830" uit, waarin vooral van den kant des
vijandsvele détails voorkomen, die in de werken van
De Stuers, Nahuys en Weitzel worden gemist. In al-
gemeenen zin heeft dat boek dan ook meer waarde dan
genoemde werken, maar eene krijgskundige waarde heeft
het niet. Op bladz. 1 onder aan den voet worden in
het werk van Hageman de verschillende schrifturen ver
meld, welke over dien oorlog zijn geschreven. Yeel zijn
er dat niet, en als men op den tijd der uitgave en de
namen van de verschillende schrijvers let, zou het hier
boven uitgesproken oordeel niet onbillijk zijn, namelijk
dat het eerste onpartijdige krijgskundige werk over den
oorlog op Java nog moet geschreven worden.
Wie dien oorlog bestudeert, moet beginnen den toestand
van Java na te gaanzoo als Du Bus dien vond, toen hij
in Februari 1826 te Batavia voet aan wal zette. Ineen
partiltulieren brief van 4 Juni 1826 schreef de kommis-
saris-generaal zooals door Van der Wijck wordt ge
meld aan den minister van koloniën Elout o. a. „Puissé-je
être en tout aussi franchement et fortement seconde que
j'ai besoin de l'être des principaux fonctionnaires de ce
pays, oh je compte grand nombre d'individusmais fort
peu ddhommesZeer vleiend voor de Indische ambte
naren van dien tijd was deze uitlating in geenen deele.
En als men de publikatie van 8 Februari 1826 van den
kommissaris-generaal leest, waarin hij krachtdadige me
dewerking van de ambtenaren vroeg, zou men wellicht
geneigd zijn, vergelijkingen te maken en aan de opge
schroefde circulaire van Januari 1872 van den gouverneur-
generaal M1'. .1. Loudon te denken, die(wellichtonder
den invloed van de minder hoofsche manierenwelke de
toenmalige ministers van koloniën zich jegens de hoogste
Indische ambtenaren in hunne officieele korrespondentie