386
chefs niet bezit; dit heb ik vroeger altoos genoten en
getracht mij waardig te maken; maar welke moeite ik
mij ook geef, zoo kan ik het bij den Komnnssans-Gene-
raal Du Bus zoover niet brengen. Ik verlang geenszins,
dat bij naar mijne .adviezen handele en beshsse dik zij
verre van mij, maar ik wenschte, dat hij de overtuiging
had, dat ik het altoos best meen, en dat ik voor geene
personen of zaken vooringenomen ben, en ik wensch e
vooral, dat 's mans particuliere correspondentie minzamer
en vertrouwelijker ware."
De grond van de minder goede verhouding tusschen
beide staatsdienaren lag in de meening van Du Bus, dat
De Koek niet die energie en zelfstandigheid had, welke
deze voor het volbrengen van zijne taak noodig had.
En De Koek verweet den Kommissaris-Generaal gemis
aan vertrouwen in zijn beleid. Den 14™ Mei 1828 schrijft
hij partikulier aan Elout o. a.„Ik doe nog altoos alles,
om den Kommissaris-Generaal genoegen te geven en wel
te dienen; alleen doe ik in militaire zaken zooals ik ver
meen te behooren, daar toch Zijne Excellentie het niet
weten kan, en niet wel geraden wordt."
Wie waren dan die raadgevers van den opperlandvoogd
Het boek van den heer Van der Wyck, dat samengesteld
is uit officieele stukken, geeft daarop geen voldoend ant
woord en de namen van die personen zullen dus wel altijd
tot de histoire intirne belmoren. Doch wij lezen: „Ter
wijl nu de Kommissaris-Generaalop verschillende bericht
gevers vertrouwendevan oordeel was, dat, op rekening
'■van den oorlogvan de uitgeputte schatkist veel meer
gevorderd werd dan noodig wasen dat de oorlog, door
eene verkeerde leidinggerekt werd", achtte Du Bus
het noodig, maatregelen te nemen en die aan De Koek
voor te schrijven, buiten diens advies om. Op meer dan
één punt vond de legerbevelhebber een bestrijder in den