389 der divisiën van het Nederlandsche leger te velde kom mandeerde) een goeden troepenaanvoerder had. Doch ver schillende politieke inzichten schenen den generaal De Koek te hebben doen besluitenzelf het leger te velde in mid den-Java aan te voeren. Bladz. 34. De eerste periode van den Javaschen oorlog. Evenals van den Atjehschen oorlog was ook van den Javaschen oorlog de eerste periode een tijd vol beslom meringen. De gouverneur-generaal Du Bus, die in Indië kwam om aan het weinig productief en volgens de in zichten van de JVederlandsche regeering te weelderig stelsel van bestuur van den algemeen beminden Yan der Capellen een einde te makenhad uit den aard der zaak op weinig sympathie of medewerking van de Indische ambtenaren te rekenen. Waar Du Bus bovendien aan den minister Elout verklaart, dat hij onder hen vond: „grand nombre d'individus mais fort peu d'hommes"zegt het reeds voldoende, dat die medewerking vooral in het begin der regeering van Du Bus zeer luttel was. En de officieele briefwisseling tusschen den Kommissaris-Grene- raal en de leden der hooge regeering in Indië bewijst dan ookdat de onderlinge verhouding in het begin zeer gespannen was. Dit was te voorzien. In de Indische regeering vond men nog elementen van het bestuur van den gouverneur-generaal Van der Capellen, voor welke de zending van Du Bus iets stuitends moest hebben en op wier voortvarende medewerking zoo als Yan der Wyck zegt weinig te rekenen viel. Men mag niet veronderstellen, dat alleen het leger hiervan uitgezonderd was. Ook het leger onderging de minder aangename gevolgen van de bezuinigingen onder het bestuur van Du Bus. In 1826 schreef de minister Elout aan den generaal De Koek partikulier: „Bijzon-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 395